zondag 2 december 2012

Jelle B, ga je mee

Jelle Brandt Corstius is de juiste man voor mij.
Dat heeft mijn moeder zo bedacht.
Ze begon er ineens over toen we met de familie bij elkaar zaten, werd bijgestaan door mijn jongste zus, die enthousiast zijn leukheid beaamde en voor ik het wist zat mijn hele familie mij als het ware over te halen om hem dan toch in Godsnaam "te nemen".
Alsof ik even naar de mannenwinkel op de hoek moet om hem voor mezelf uit het schap te tillen en af te rekenen.

Er zijn genoeg landen in de wereld waarin je zelf totaal geen inbreng in de liefde hebt.
Je familie bepaalt daar met wie jij je leven zal gaan delen.
Ze zoeken iemand voor je uit waarvan zij het idee hebben dat die persoon helemaal geschikt is voor jou, regelen een ontmoeting met hem en zijn familie, er wordt gepraat, misschien zelfs onderhandeld en voor je het weet ben je getrouwd.
Je leven in kannen en kruiken, voorgeschonken door je ouders.
Wij zijn dat als moderne westerlingen helemaal niet gewend.
Wij zijn allemaal zo vrijgevochten, zo geëmancipeerd, zo modern, wij maken onze eigen keuzes wel.
Wij bepalen zelf wel met wie we het liefdespad gaan bewandelen, dat gaat onze moeder toch zeker niet voor ons voor lopen kauwen?

Maar aan de andere kant.
Heeft het niet eigenlijk ook iets heel gemakkelijks?
Als je nou eens kijkt naar die groeiende hoeveelheid dertig-plussers die, al scharrelend
en datingsites afstruinend hun ware liefde proberen te vinden en door de bomen het bos niet meer zien?
Of nee, andersom; die door dat enorme bos die ene boom niet meer zien die zo goed bij hen past?
Is het dan eigenlijk niet heerlijk als je dat zoekwerk helemaal niet meer zelf hoeft te verrichten omdat je familie dat al voor je gedaan heeft?
En laten we eerlijk zijn, wie kent jou nu beter dan je bloedeigen familie...

Dus wat mij betreft is het prima.
Als jullie het zeggen mam, zusjes, dan zal het ongetwijfeld kloppen.
Ik vertrouw op jullie oordeel, jullie inzicht.

Mijn zusjes noemen hem al Jelle B, van mijn moeder mag hij op de kerstbrunch komen.
Kortom, de familie heeft hem lang en breed geaccepteerd en ontvangt hem met open, warme armen.
Dus.

Moet ik alleen nog even die winkel zien te vinden waar ik hem kan halen...







zaterdag 1 december 2012

Bedelcliché

Ik sta bij de houdbare melk als hij op me af komt geschuifeld.
Eigenlijk weet ik al meteen hoe laat het is.
" 'Ello madame, 'ow are you?" zegt hij, terwijl hij zachtjes mijn hand vastpakt.
"I am from France, Marseille...do you speak English?"
"Uhh yes I do..."
(Hoe komt een kerel uit Marseille in hemelsnaam in Eindhoven terecht?)
Mijn hand in de zijne wordt zorgzaam behandeld.
Met een sigaret tussen wijs- en middelvinger geklemd glijdt zijn handpalm over die van mij.
Best zachte handen, voor een dakloze...merk ik.
"My name is Marcel, what is your name? Can I ask you something? What is your name?"
"...Sophie...why...what...do you need...?"
"Ah well, you see...I have lost my creditcard..."
Ja hoor.
Ik begin mijn hand terug te trekken.
"Maybe you could give me some mo-..."
 
"Sir." onderbreek ik hem.
"If you would just be honest with me...
If you would just tell me you need cash to pay for your next shot...
Because you need to get high, or else...
Then for sure I would have given you money.
But no junkie ever tells me that.
They all have creditcards.
And they all seem to lose them, all the time.
If anyone would ever just TELL me he needed money to buy drugs.
I would be able to appreciate the honesty and reward him for that.
But no one ever does that. Nooo one!"
 
Hoofdschuddend loop ik weg.
 
Niet veel later wordt hij weggestuurd door de supermarktmanager.
Zijn pak vla smijt hij boos terug in een willekeurig schap.
 
Misschien realiseert hij zich dat hij zijn tactiek zal moeten aanpassen.
Wat origineler moet worden.
Door gewoon eerlijk te zijn misschien.
Bij mij zou het werken.
 
 
 

vrijdag 30 november 2012

Oermoeder

Ik ben een geboren moeder.
Dat zei de verloskundige toen ik met mijn eerste, kersverse dochter in de armen op mijn roze kraamwolk lag.
Alles ging vanzelf, heel natuurlijk, ze vond me een talent.

Inmiddels ben ik ruim negen jaar en nog een dochter verder en ik kan zeggen dat ik het best prima doe.
Twee kleine babies groeien inmiddels uit tot dametjes waar ik trots op mag zijn.

Maar het is niet altijd gemakkelijk.
En het gaat niet altijd vanzelf.
Je kan als mama niet altijd op je kinderen reageren zoals je in eerste impuls zou wilen.
Dan moet je je inhouden en in je rol blijven.
Je moederrol.
Bijvoorbeeld in situaties waarin je kind iets doet wat eigenlijk niet door de beugel kan maar wat stiekem wel verschrikkelijk grappig is.
Dan is het pedagogisch gezien beter dat je je kind terecht wijst.
"Boos" worden, ook al ben je dat niet echt.

Maar nu val ik vanavond eens gigantisch uit mijn rol.
Wanneer het avondeten achter de kiezen zit en de dames nog even flink aan het stoeien slaan.
Circuskunsten monden uit in allerhande lompigheden.
Ik hoor mezelf mijn vader napraten.
"Meiden, doe nou eens wat rustiger, straks is het huilen."
Ze horen het uiteraard niet en gaan gewoon door, ik laat ze begaan.

En dan is het ineens echt huilen.
Ja, dat moest er een keer van komen natuurlijk.
In tranen komt de jongste op mij af, haar zus kwam met haar vuist in haar gezicht en toen was plots de maat vol.
Grote zus deed het uiteraard niet expres, maar was een beetje te baldadig geworden.
Als de jongste brullend op mijn schoot komt zitten, werpt de oudste zich overstuur op de bank.
Want nu heeft zij het gedaan natuurlijk en dat is niet eerlijk!

Dus ik blijf rustig, ga samen met de jongste bij haar op de bank zitten om erover te praten.
Want ik weet best dat het niet met opzet was.

Maar dan valt de jongste me in de reden.
"Dat ze nou al drie stomme dingen heeft gedaan! Eerst laat ze een scheet in mijn nek, dan spuugt ze en nou heeft ze me geslagen!"
Een tranensalvo erachteraan.
Een brullende zus die het er niet mee eens is.
En een moeder die bij de woorden "scheet in mijn nek" in een onhoudbare slappe lach schiet.

Een slappe lach waarvan ik meteen al aanvoel dat ik die niet snel onder controle ga krijgen.
De oudste wordt woedend.
"Wat zit je nou te lachen! Dat is helemaal niet leuk!"
Proestend probeer ik mij te verontschuldigen.
De jongste huilt ondertussen luidkeels verder terwijl ze blijft herhalen wat voor gruwelijks haar zus haar allemaal heeft aangedaan.
Steeds als de woorden "scheet in mijn nek" voorbij komen (waarbij ze het tussen de tranen door ook zelf niet kan laten om even te grinniken), krijgt mijn proestbui een nieuwe impuls.
De oudste is inmiddels ziedend en ik krijg niet onder woorden waarom ik zo moet lachen.
Wat vreselijk, het ligt namelijk absoluut niet aan haar en zij denkt van wel.
De tranen stromen over mijn wangen, ik duw mijn gezicht in de trui van mijn jongste, die huilt en lacht tegelijk.

Ik geef me er maar aan over.
Als moeder, als groot voorbeeld, als stabiel leidend voorwerp heb ik het inmiddels toch al verpest.
Erger dan dit kan het niet worden nu.

Ik heb zelf twee jongere zusjes.
Wij stoeiden vroeger ook en daarbij ging ook best wel eens wat mis.
De "scheet in mijn nek" brengt mij terug in de tijd.
Het is iets wat mijn zussen en ik ook bij elkaar zouden gedaan kunnen hebben.
Ik weet dat eigenlijk wel zeker.
Ik heb verschrikkelijk goeie, mooie, liefdevolle herinneringen aan mijn jeugd met mijn zusjes.
We hebben de meest absurde dingen bij elkaar uitgehaald, waar we nog steeds dubbel om kunnen liggen.
En dat probeer ik uit te leggen aan mijn dochters.
Dat ik hen niet uitlach.
Maar dat ze mij zo doen denken aan mijzelf en mijn zussen, toen we zo oud waren als zij.

Erg overtuigd is ze niet, die oudste.
Ze heeft tijd nodig om af te koelen.

Als de tranen gedroogd zijn en iedereen is bijgekomen, komt ze opnieuw naar me toe.
"Sorrie mam, dat ik zo boos op je werd..."
"Sorrie mop, dat ik zo moest lachen..."

Ik krijg een welgemeende omhelzing van haar.
Gelukkig, ik heb het nog niet verbruid.
Er is nog hoop op een geloofwaardig moederschap, voor mij.


woensdag 21 november 2012

Uitgeloofd

Een paar weken geleden is mijn oudste dochter van haar geloof gevallen.
Ze is negen, het is er de leeftijd voor.
Haar fantasie maakt langzaam plaats voor de werkelijkheid.

Ze heeft jongens in haar klas horen praten.
Dat hij helemaal niet bestaat.
Dat het de ouders zijn die onze schoenen vullen.
Dat die baard hartstikke nep is.
Niemand kan zo oud worden.
Die zwarte handschoen die je op pakjesavond onverwachts bekogelt met strooigoed en je een hartverzakking bezorgt, dat is gewoon de buurman.
Het is geen toeval dat Opa steeds net naar het toilet is op het moment dat de mand met cadeautjes aan de deur wordt bezorgd.
Het is niet erg als je toch stiekem "koekoek" zingt aan het einde van dat liedje.
Het zijn gewoon papa en mama.

Ze is er geen moment rouwig om.
Integendeel, ze voelt zich groot en stoer nu ze op de hoogte is.
Haar jongere zusje gelooft immers nog wel.
Ze is nu mijn deelgenoot in dit grote geheim.
Dat vindt ze natuurlijk geweldig en dus speelt ze haar rol fantastisch mee.

Op een dag verliest de jongste en laatste gelovige in ons gezelschap een tand.
Apetrots wordt de tand getoond en zorgvuldig in een doosje gestopt.
Het doosje moet onder het hoofdkussen.
Want alleen dan kan de tandenfee hem vinden en haar rijkelijk belonen met...een centje.

De volgende ochtend is het druk.
Alle spullen moeten bij elkaar gezocht, want ze gaan naar papa voor het weekend.
Het ontbijt achter de kiezen en klaar om te gaan, roept de kleinste ineens:
"Nog even naar boven! Ik moet kijken of de tandenfee geweest is...!"

Ik verstar.
Want sjit.
Vergeten.

Maar dan grijpt ze in.
Zij, mijn oudste telg, mijn partner in crime.
"Wacht even, kom we moeten nog even uhhh...de tafel afruimen, kom!"
Ze laat mij voor om de trap op de gaan en houdt haar kleine zusje tegen.
En klein zusje trapt erin.
Ik ren naar mijn slaapkamer en begin haastig te zoeken naar kleingeld.
Vijftig cent, is dat teveel? Twintig toch maar?
Ach nee, vijftig.
Schiet nou op!

Beneden hoor ik klein zusje opgewonden de trap op neigen.
Maar ik ben nog niet zover!
"Trekken jullie vast jullie schoenen aan?" roep ik terwijl ik het doosje open tracht te peuteren.
Hoe werkt dit ding...
Ik hoor mijn handlangster wederom in de bres springen.
"Ja kom, we moeten onze schoenen aandoen. Kom nou!"
"Okee dannn..."
Ik ben nog net op tijd.
Het muntje in het doosje, onder het kussen, snel die kamer uit want ik was daar helemaal niet, ik was op de badkamer, hoezo?

Terwijl de jongste kirrend haar beloning ontdekt, sluipt de oudste met een veelbetekenende blik de badkamer binnen.
"Bedankt zeg..." fluister ik haar toe en kus haar wang.
"Ik was het helemaal vergeten...goed gedaan!"
Trots lacht ze me toe, mijn heldin.

Ze is de domste niet en is dan ook prima in staat om door te denken en vervolgens haar eigen conclusies te trekken.
Eén en één is twee.
Sinterklaas, tandenfee.
Eén pot nat, dat blijkt maar.
















zondag 30 september 2012

Verliezingsangst

Mijn dochter is bang voor zombies en spoken.
Bang dat ze opgegeten wordt.
Ze kan er niet van slapen.

Vandaag ben ik haar ineens kwijt.
Het zijn maar een paar minuten.
Geloof ik.
Terwijl ik op de friet wacht besluit zij zich te verstoppen voor haar zusje.
Ze verstopt zich iets te ver en hoort ons niet meer.

Ik roep haar naam, krijg geen reactie.
Ik roep nog eens en nog eens, zonder resultaat.
Ik hoor hoe mijn stem overslaat als ik haar naam
uit volle borst over dat grote, lege parkeerterrein werp.
Ik zie auto's af en aan rijden.
Busjes met de schuifdeur open.
Mannen die ik niet ken.
Onzekerheid wordt lichte paniek.
Lichte paniek wordt angst.

Het zal toch niet waar zijn.
Het zal toch niet zo zijn dat het aller.
Aller ergste wat ik me maar kan voorstellen, zojuist is gebeurd.
Ik zal toch niet zojuist mijn kind verloren zijn.

Het voelt dierlijk, zoals ik hier doelloos ronddool.
Schichtig om me heen kijkend.
Niet wetend waar ik kijken moet.
Nog even en ik ga grommen.
Mijn kroost is zoek.
Ik zie haar nergens.
Ik hoor haar niet.
Mijn kind is weg.

Mensen die merken wat er gaande is beginnen te helpen.
Ze kijken rond, vragen hoe ze eruit ziet.
Terwijl ik haar omschrijf stromen mijn ogen vol.

Terwijl ze om de hoek verschijnt barst ik in tranen uit.
Terwijl ze op mij afrent sla ik mijn handen voor mijn gezicht.
Terwijl ze haar armen om mij heen slaat vervloek ik de Heer.
Terwijl ze met tranen in de ogen "sorry" mompelt
smeek ik haar of ze dit nooit meer wil doen.
Terwijl de friet afkoelt in de fietsmand rijden we huilend naar huis.

Nooit meer verstoppertje.
Ik haat verstoppertje.

Was ik ook maar gewoon bang voor zombies.
Helaas is de echte wereld duizend maal beangstigender.
Het is maar goed dat ze dat nog niet weet.










zaterdag 29 september 2012

Blauwe nacht

Je loopt hier zomaar binnen
In die kamer
waar eigenlijk niemand meer mocht zijn

Je gaat gewoon maar liggen
op die koude grond
Je praat
en je raakt me

Een blauwe nacht
die je doorbrengt met mij

Ik kijk zo onverschillig
Alsof het me niets doet
dat je de kamer weer verlaat

Ondersteboven laat je me
alleen
De deur staat op een kier
Het tocht
Wind wakkert door mijn hart




donderdag 27 september 2012

Ontbreking

Heb ik ineens een vreselijk liedje in mijn hoofd.
"Unbreak my heart" van Tony Braxton galmt door mijn brein, zomaar.
Zonder dat ik hierom gevraagd heb.

"Ontbreek mijn hart...", vrij-vertaal ik hardop.
Eigenlijk best een mooie zin.
Ontbreek mijn hart.
Als dat toch eens zou kunnen.
Als iets of iemand ervoor zou kunnen zorgen dat je hart "ontbroken" werd.
Ontdaan van elke barst, ieder litteken dat het in de loop der jaren heeft opgelopen en met zich meedraagt.
Zodat het weer als nieuw, vol geloof en goede moed zou kunnen kloppen.
Zou dat het leven dan gemakkelijker maken?
Zorgelozer?

Zou mijn persoonlijke onzekerheid en twijfel dan weg zijn, omdat de krassen van de middelbare schoolse pesterijen weggepolijst zijn? Als er ergens om mij heen gelachen wordt, zou ik dat dan niet langer op mijzelf betrekken?
Zou zich dan geen brok meer opdringen, wanneer ik mijn kinderen afzet voor dat veel te leuke, mooie huis waar hun vader doodleuk met die ander verder leeft?
Zou het afgedankte gevoel dan weg zijn, alsof het er nooit is geweest?
Zou mijn maag zich dan niet langer keren als ik denk aan die prachtige stad, waar mijn grootste liefde geen ware liefde bleek te zijn? Zou ik dan vergeten dat mij beloofd was te blijven, wat er ook gebeurt?

Zou ik dan soepel en moeiteloos door het leven glijden?
Misschien wel.

Zodra ik mij hiervan een voorstelling probeer te maken merk ik dat ik er een heel dubbel gevoel bij heb.
Want het lijkt misschien best mooi, zo'n zorgeloos en onbeschadigd leven.
Maar ja.
Dan kabbelt het wat voort.
Is er niets om je druk om te maken.
Niets wat je nog ontvlamt of indeukt.
En als het dan een keer mis gaat, kun je dan nog wel tegenslag aan?
Is dan niet iedere mug direkt een enorme olifant...?

Dat kabbelen heb ik lang meegemaakt.
Maar dat water is overgegaan in een woelig stromende beek,
die na iedere bocht ineens weer tot stilstand of juist in een onverwachte stroomversnelling kan komen.
Dat is soms erg frustrerend.
Maar ook spannend en interessant.
En bovenal, het geeft me pas echt het gevoel dat ik leef.

Nee, dan kies ik toch liever voor wat ik heb.
Ik koester mijn hart.
Met alle barsten die het met zich meedraagt.
Wie weet, heelt het ooit nog vanzelf.
Barsten groeien dicht.
En littekens...ach.
Littekens zijn sexy.







maandag 24 september 2012

Afscheid

In dit huis wordt gestorven
En ik ben te gast
Zijn lichaam is overmeesterd
De dood vreet hem op, van binnenuit
Hij kan niet anders dan zich onderwerpen
Zijn lijf en leven afstaan
Elke dag een beetje meer

En buiten loopt een hond
gewoon door de tuin

Hij vraagt hoe het met me gaat
Wat moet ik daarop zeggen
Alles wat me bezig houdt
valt vandaag in het niet
Want hij gaat dood
En ik blijf leven
Dus stamel ik iets kleins
En hoop dat het onderwerp
snel weer neutraliseert
tot niet-over-mij

En buiten raast een vliegtuig
gewoon voorbij

We wisselen laatste blikken
Delen laatste woorden
Lachen om laatste grappen
Kussen een laatste zoen
Sterkte en het-ga-je-goed
Het was fijn
nog één keer samen te zijn
In de auto naar huis
mag ik even huilen
Om hem die ik nooit meer zal zien
En de oneerlijkheid
waar hij slachtoffer van werd

En buiten grazen de koeien
gewoon maar door




















zaterdag 15 september 2012

Slechte huid

Kan iemand mijn vel recht trekken?
Ik zit er zo slecht in
Alsof zwaartekracht nu meester is
over mijn lichaam
en mijn geest

De wereld voelt log
Ik krijg mezelf niet in beweging
Als in die droom
waarin je wilt rennen
maar niet vooruit komt

De dag kruipt traag voorbij
Ze heeft geen haast
Wat kan het haar ook schelen
dat ik hier zit te wachten
tot ze afgelopen is
Hopend dat de volgende beter zal zijn
Minder zwaar en stroperig

Wat kan ik anders doen
dan wachten
Gewoon maar weer wachten
tot het over gaat

Morgen is vast alles anders




vrijdag 31 augustus 2012

Naast de boom pissen

Het is het mooiste park dat we hebben in Eindhoven.
Het Philips de Jong Park.
Vernoemd naar de vrouw van Anton Philips, wat toch wel schattig is.
(Overigens kwam er later nog een park bij dat naam van Frits Philips' echtgenote draagt.
Die wilde misschien ook persé...dat vind ik dan weer minder schattig.
Het is ook een beduidend minder mooi park.
Maar dat terzijde.)

Anton heeft het park vernoemd naar zijn grote liefde.
En eigenlijk is het qua uiterlijk ook echt een liefdespark.
Met prachtige bomenlanen en grindpaden die sierlijk rond gezellige picknickvelden kronkelen.
Gigantische rodondendrons die in alle kleuren bloeien in het voorjaar.
Overal bankjes om op te tortelen.
En het mooiste van alles, zijn de namen.
Als je over de paden wandelt kom je ze in bijna elke bast tegen.
Namen van liefjes, voor hun liefjes.
Meestal met een hart erbij.
Ze zijn vaak zo oud dat je ze bijna niet meer kan lezen.
Maar af en toe verschijnt er ook ineens weer ergens een verse.
Ik heb eens een hele wandeling foto's lopen maken van al die basten met boodschappen.
Het heeft iets oubollig romantisch, namen in basten kerven.
Ik vind het prachtig.
Ooit doet iemand dit voor mij, misschien, wie weet.

Maar toch.
Ik kom er meestal in het begin van de middag.
Het is er altijd rustig, je komt niet veel mensen tegen.
Her en der een klein clubje wandelende Philips-werknemers in hun lunchpauze.
Soms een mens-met-hond.
Of een mens-zonder-baan-maar-met-enkel-nog-bier.
Af en toe een tortelend stelletje op een bankje.
En daar zit nou mijn "maar toch".
Want je zou denken dat dat hier goed past, tortelende stelletjes.
In dit liefde-overgoten park.
Maar ik heb zo mijn donkerbruine vermoeden dat deze stelletjes hier niet voor niets komen.
Het park is een uitgelezen plek om in stilte samen te zijn.
Zonder dat je de kans loopt om iemand tegen te komen die je kent.
Dat vermoeden wordt naar mijn idee keer op keer bevestigd.
Op het moment dat één van de twee in de gaten krijgt dat er iemand langs komt wandelen.
Een schichtige blik mijn richting in.
Kennen we haar?
Pfff...nee.

In mijn persoonlijke volksmond noem ik het hier dan inmiddels ook al geruime tijd het Vreemdgangerspark.

Ik groet ze altijd vriendelijk hoor, de bedriegers.
Wat kan mij het schelen.
Maar toch, denk ik altijd wel even, wanneer ik glimlach en doorloop.
Ik heb jullie wel door.
Stouterts.


 

donderdag 30 augustus 2012

Leeuwin

It is that look of the lioness to her man across the Nile

Wanna feel my heart break, if it must break, in your jaws
Want you to lick my blood off your paws

You can't get here fast enough
I will swim to you


(Songs:Ohia - The Lioness)


Mijn klauwen worden steeds weer aangezien
voor zachte, warme armen.
De kracht van mijn kaken
wordt telkens als teder ervaren.

Steeds weer heeft hij te laat door
hoeveel bloed hij verliest.
Hoe hij langzaam ten prooi valt
aan mijn zucht naar gezelschap.

Ik wil best strelen,
maar mijn nagels zijn te scherp.
Ik wil best liefhebben,
maar mijn honger is te groot.

Wil ik overleven
dan hecht ik mij beter niet
aan mijn vangst.

In stukken laat ik hem achter
voel ik mij schuldig
maar ga ik door.

Een leeuw is nu eenmaal geen huisdier.






Illustratie: Klas Tauberman









zaterdag 25 augustus 2012

Slokop

Het grote park, waar ik zo graag kom met mijn hond.
Bij goed weer vermijd ik haar tegenwoordig, omdat de grasvelden dan bevolkt worden door picknickers.
Mijn vlekkenprins luistert doorgaans behoorlijk goed, zowel binnen als buiten.
Maar zodra er ergens iets eetbaars in het vizier is, slaat bij meneer spontaan de Oost-Indische doofheid toe.
Kleedjes op het gras, met mensen erop, betekent dat er iets te halen valt.
Dan speert hij er vandoor en is er niets wat ik kan doen om hem terug te lokken.

Deze zondag is het opvallend rustig in het park.
Niemand te bekennen, dus ik besluit het erop te wagen en wandel het park in.
Voor de zekerheid neem ik de bosachtige route die om de grasvelden heen loopt, om eventuele picknickers zoveel mogelijk te vermijden.

Het gaat heerlijk, ik kom niemand tegen, de krentenbol draaft vrolijk snuffelend en piesend om mij heen.
Hier en daar wat gras kauwen, ach ja, hij doet maar.
Af en toe even terugtrekken om achter in de bosjes een grote boodschap te doen.
Want ook een hond heeft daar blijkbaar wat privacy voor nodig, die van mij in ieder geval wel.

We zijn bijna aan het eind van onze wandeling als hij ze spot.
Ze zitten op een zeer ongebruikelijke plek, ik zie daar normaal nooit mensen zitten.
We zijn toch eigenlijk de grootste gevarenzone allang voorbij.
Het gaat erg snel ineens, zodra ik ze zie zitten is het eigenlijk al te laat.

Mijn monster gallopeert op hen af, het is een jong stelletje.
Ze staan op, dus hij heeft nu de volledige vrijheid.
Een plastic zak met daarin twee onbesmeerde, harde broodjes worden in de bek genomen.
Het kost wat tijd om dat weg te werken natuurlijk en daar komt de bazin al aan, wegwezen dus.

Ik ren op hem af.
Hij ziet mij, maakt een bokkesprong en draaft een paar meter van mij vandaan.
Ondertussen schrokt hij door.
Ik loop op hem af, wederom een bokkesprong en weg is hij.
Weer een paar meter verder en weer schrokken.
Het broodgevaarte is te groot om te kauwen, als een slang die zich op een konijn stort staat hij het hele geval in één keer naar binnen te slokken.
Met plastic zak en al.
Ondertussen werpt hij mij een alleszeggende blik toe; "Ik weet dat ik dit niet mag, maar je krijgt me toch niet te pakken en ik heb de consequenties er graag voor over dus naanananaanaah..."
Woedend word ik ervan.
Ik weet inmiddels dat hij niet bij mij zal komen voordat hij alles tot de laatste hap naar binnen heeft gewerkt.
Maar tegen beter weten in, ga ik achter hem aan.

Het stelletje kijkt wat beduusd toe hoe ik in mijn gestippelde zomerjurkje, scheldend en tierend achter mijn dartele allesverslinder aan ren zonder hem te pakken te krijgen.
Het lukt hem om de hele zak met broodjes weg te slikken, ongelooflijk.
Bij het wegwerken van de laatste slok komt hij op zijn onmiskenbare manier, rustig op me afgesjokt.
Hij heeft gewonnen.

Duizend excuses aan het stelletje.
Het geeft niet, ze hoefden die broodjes toch al niet meer.
Ze kunnen er wel om lachen.
Ik niet.
Ik schaam me, en dat heb ik niet snel.
Maar ik schaam me.
Mijn hond heeft me wederom eens flink voor aap gezet.
Ik kan hem wel wat doen, maar dat heeft geen zin.
Dus ik lijn hem aan en drentel met hem het park uit.
"Morgen gaat 'ie op Marktplaats hoor", zeg ik nog.

Gelukkig haat ik hem morgen al lang niet meer, dus daar hoeft mijn trouwe vriend niet bang voor te zijn.
De plastic zak trouwens, daar is nog altijd niets van vernomen.






donderdag 9 augustus 2012

Hotel Misérable

De kamer die ik hier in Parijs voor twee nachten krijg toegewezen, overtreft alles.
Ik dacht dat ik in Rome de ultiem waardeloze ruimte had gevonden, maar vergeleken met mijn huidige onderkomen was dat een pareltje.
'Hotel de Marseille' heet het en er staat een ster bij.
God, Joost of wie dan ook mag weten waar ze die ster aan verdiend hebben.
Er is werkelijk, en dan overdrijf ik niet, werkelijk niets in dit hotel te vinden dat niet tot op de draad versleten is.
Oké, het beddengoed is schoon en dat is het belangrijkste wat mij betreft.
Gelukkig kan ik er ook juist wel de humor van inzien, om op dit soort plekken terecht te komen.
Dat moet ook wel, want allemachtig.
De trap, bekleed met iets dat ooit rode vloerbedekking was maar waar de gaten al ruime tijd geleden ingevallen zijn, leidt mij drie verdiepingen omhoog.
De vaalroze muren zijn op veel plekken bijgewerkt met veegjes witte latex.
De deur opent zich stroef, met een ouderwetse loper.
En daar is mijn kamer.
Een hard bed met vergeelde lampjes erboven die nog amper in de muur blijven hangen.
Geen eigen toilet of douche, die bevinden zich op de gang.
Een bidet...dat dan weer wel.
Een wastafel die niet goed doorloopt en een los zittende kraan die nauwelijks reguleert.
Als je erboven hangt kan je soms ruiken dat mijn voorgangers niet allemaal even gemotiveerd zijn geweest om naar de overloop te gaan voor hun kleine behoeften.
Het behang is een vergeelde verzameling ezelsoren.
Het gordijn hangt nog met enkele haakjes aan de los zittende rails.
Als ik het open schuif zie ik een kozijn dat nooit een verse schuur- en schilderbeurt heeft gehad.
De verbladderde omlijsting van een klassiek uitzicht op een blinde muur, zo'n anderhalve meter van mij verwijderd.
Kortom, alles is oud, verkleurd, verwaarloosd en lelijk.
Alles.
Maar ik heb onderdak.

Het is gitzwart, zo donker om mij heen als ik om kwart over twee wakker word van harde stemmen en gebons op de kamerdeur naast mij.
Ik kan het maar half verstaan, maar het komt er geloof ik op neer dat de kamerbewoner voor de zoveelste keer iets heeft gedaan wat niet door de beugel kan.
Dat het nu genoeg is.
En dat hij op moet sodemieteren, morgenochtend vroeg.
Er volgt een ruzie.
Roepen, brullen zelfs.
Gestommel en geschuif met meubels of koffers.
Klaarwakker lig ik in bed, in het pikkedonker.
Ik kan er niets van gaan zeggen, lijkt me onverstandig.
Dan wordt het brullen nog luider en klinkt er gebonk, een flinke val tegen de muur waar ik naast lig.
Er wordt gevochten, ik zie voor me dat ze samen over de grond rollen.
Straks rollen ze nog zo door dat dunne muurtje heen, mijn kamer binnen...
Inmiddels ben ik aardig verstijfd.
Wat moet ik doen.
Moet ik iets doen.
Ik durf niet eens het licht aan.
Niks doen, stilhouden.
Afwachten.
Er wordt weer geschreeuwd.
En nog eens geknokt.
Straks valt er nog een dooie...

En dan heeft mijn andere buurman, die ik eerder op de avond nog luidkeels had horen snurken, er genoeg van.
Hij opent zijn deur en begint te roepen.
Dat dit een hotel is.
Dat hij probeert te slapen!
Dat hij wil dat het ophoudt, anders belt hij de politie.
"Ca suffit, eh! CA SUFFIT!!!!"

Het wordt rustiger aan de andere kant.
Langzaamaan zakt het volume van de mannenstemmen en gaat het over in normaal praten.
En dat vind ik nog het meest vreemde van het hele voorval.
Want hun conversatie gaat nog een tijdje door zo, klinkt als een gewoon, rustig gesprek.
Ik stel me voor dat ze er een potje kaarten en een sigaar bij hebben genomen.
De kamerbewoner wordt er niet meer uitgewerkt, hij mag kennelijk toch blijven.
Terwijl ik me verontwaardigd voorneem om morgen een klacht in te dienen en een ander hotel te zoeken, lukt het me om in slaap te vallen.

Het is spannend om in een stad aan te komen en nog niet te weten waar je die nacht zal slapen.
Je komt op die manier in de meest onverwachte situaties terecht.
Ik stel geen hoge eisen aan mijn hotels, had eigenlijk gewoon als stelregel dat het in elk geval schoon moet zijn.
Nu is daar één puntje bij gekomen.
Veiligheid.
Ik wil me veilig kunnen voelen.



 

maandag 6 augustus 2012

Niets

Geen telefoon.
Geen internet.
Geen mogelijkheid om te schrijven, omdat mijn ondergrond teveel schommelt.
En omdat er continu gepraat wordt om mij heen, door 5 mannen, in een taal die ik maar half kan volgen.
Hierdoor ben ik gedwongen om iets te doen wat totaal niet in mijn systeem zit:
Niets.
Helemaal.
Niets.
Mijn dagen rollen ontspannen voort.
Van wakker worden naar koffie drinken, van zwemmen naar opdrogen in de zon.
Van insmeren naar in slaap vallen, van eten naar nog eens zwemmen en, vooruit, nog eens een dutje doen voor het eten.
Wat heerlijk om me even helemaal over te geven aan dat niets.
Volgend jaar zal het wellicht anders zijn, dan ben ik uitgenodigd om samen met mijn meisjes te komen.
Maar ik kijk er nu al naar uit, want wat zal ik dit graag met ze delen.




zondag 5 augustus 2012

Zeebenen

Mijn evenwichtsorgaan is altijd al een vreselijk watje geweest.
Als kind werd ik steevast misselijk in de auto en nog steeds zit ik niet graag achterin.
Een wilde kermisattractie, daar doe je mijn maag absoluut geen plezier mee.
Het is zelfs zo erg dat ik niet al te lang op een schommelzitje kan blijven zitten, zonder licht onpasselijk te worden.
Zitten hè, zonder te schommelen...ik word er niet goed van.
Erg.

Dus als ik me laat overhalen om een paar dagen mee op een zeilboot te gaan, ben ik toch wel enigzins benauwd om wat komen zal.
Met vijf ervaren zeilers op een kluitje en dan ziek worden...ik zie mezelf al helemaal zitten.
Met mijn witvertrokken kop over de rand van de Pimenta, die prachtige Sardinische wateren volkotsend, mezelf voor mijn kop slaand want dit had ik toch Goddomme kunnen verwachten.
Maar het aanbod is te verleidelijk, het water rond Sardinië behoort volgens mijn Italiaanse gezelschap tot de mooiste zeeën ter wereld.

Misschien komt het doordat ik mezelf alvast in de ergst denkbare situatie heb voorgesteld?
Of omdat mijn bootgenoten mij gerust trachten te stellen met de wetenschap dat ook zij, maar zelfs de meest ervaren en beroemde zeilers ter wereld, nog altijd wel eens zeeziek worden?
Hoe dan ook, wat valt het ontzettend mee.
De eerste middag en nacht varen we nog niet echt, maar liggen we aangemeerd in een helderblauwe baai bij Santa Teresa Gallura.
Wel handig, want door al dat gedobber kan mijn lijf al goed wennen aan het constante bewegen van mijn ondergrond.
De volgende ochtend vertrekken we voor een overtocht naar Corsica.
De reis zal drie à vier uur gaan duren, afhankelijk van de wind.
Die staat behoorlijk stevig die dag, dus we varen gelijk vlot door.
Dat is toch even wat anders dan dobberen, merk ik aan mijn maag, die stilletjes aan begint te klagen.
"I'm gonna lay down for a while, ok..." kreun ik, terwijl ik mijn best doe om mijn evenwicht te bewaren als ik naar binnen klauter.
(Klauter.
Klauter.
Klauter.
Grappig woord eigenlijk.)
Ik ga op bed liggen, de moederlijke armen van Pimenta wiegen mij binnen een mum van tijd naar dromenland.
Als een baby, zo heerlijk slaap ik daar.
Als ik wakker word gemaakt zijn we ruim drie uur verder en ligt Corsica voor mij te lonken in de zon.
Ik voel me zalig.
We vinden een mooie baai met een rustig zandstrandje, waar we het anker uitgooien.
Hier dobberen, zwemmen, snorkelen, slapen, eten, hangen, zonnen, kletsen en lachen we de dag door.
Mijn lijf is blij, ik kan alles hebben.
De volgende ochtend besluit ik nog even een duik te nemen voordat we vertrekken naar Bonifacio.
Ik zwem naar het strandje, waar ik me op een rotsblok nestel om te drogen in de zon, te genieten van al dat moois om mij heen.

En dan begint alles te draaien.
Ik word licht in mijn hoofd en mijn maag kreunt zachtjes.
Hoe absurd.
Ik was hier al voor gewaarschuwd.
Als je een tijdje op een boot zit, went je lichaam aan die constante beweging van je ondergrond.
Zodra je je dan weer even op het vaste land begeeft, is dat weer een aanpassing.
Eentje die dus dezelfde lichamelijke reactie kan geven als andersom.
Landziek noemen ze het.
Ik had er nog nooit van gehoord, maar ik vind het hylarisch.
Om te constateren dat ik hier op dat strand zit en voel dat ik gewoon heel graag zo snel mogelijk weer terug op die boot wil zijn...
Als we in Bonifacio in de haven zitten, merk ik zelfs dat ik langzaan heen en weer zit te wiegen.
Bizar.

Nooit gedacht dat het zo zou gaan met mij, Sophie de zeilleek...
Dat ik van dat bootje zou gaan houden.
Het is dat ik na drie volle dagen tussen vijf kerels toch echt weer even mijn eigen ruimte nodig heb, anders zou ik blijven.
Zo lang als ik kon.

Ik heb mijn zeebenen ontdekt.
En ze dansen!


donderdag 2 augustus 2012

Hondsheet

Wat een verademing op deze gloeiende dag in Rome.
Water!
Een grote fontein vol.
Midden in een klein, verdroogd stadsparkje aan Via Arenula, waar de bankjes voornamelijk bezet worden door half ontklede daklozen.
De brede, betonnen rand van de fontein is bijna een meter hoog.
Ik klauter enigzins onhandig over de rand, eleganter gaat me dit niet lukken.
Onder toeziend oog van de thuisloze parkbevolking (vergeet ik dat ik een rokje draag, neem ik mij voor om op weg naar beneden straks de andere kant op te draaien met mijn benen en) laat ik mijn blote voeten in het verkoelende water zakken.
Zo.
En hier blijf ik voorlopig even zitten.
Want dit is verdomd zalig.
En dan krijg ik gezelschap.
Ik had hem al eerder ergens op straat zien zitten en nu is hij hier.
De zwerver met zijn roedel, 5 honden in diverse soorten en maten.
De Cane Corso kan het zelf, de labrador heeft een kontje nodig van de baas en de oude herder wordt opgetild, zo plonzen ze één voor één het water in.
De fontein is nu gevuld met mijn voeten en drie grote, zichtbaar opgeluchte zwerfhonden.
Ik ben vertederd.
Die man zorgt goed voor ze.
Hij leeft op straat en dit zijn zijn partners.
Zijn beschermers.
Maar vooral ook; zijn enige echt betrouwbare, onvoorwaardelijke vrienden.
De trouwe viervoeters kunnen nog net staan, zo bewegen ze zich traag en ontspannen voort in die grote, ronde kom.
Ze drinken wat, zwemwandelen rondjes en genieten.
De andere twee besluiten uit zichzelf hun bad te verlaten.
Maar de oude herder blijft nog even.
Als de baas het te lang vindt duren, duwt hij liefdevol plagerig zijn bejaarde, grijzende kop even onder.
Oude herder vindt het niet erg.
De man helpt hem over de rand, hij schudt zich nog even flink uit en niet veel later zijn ze vertrokken.
Pauze is voorbij, er is werk aan de winkel.
Als ik ze na een poosje nog eens tegenkom is hun dag weer in volle gang.
Zittend en liggend in de schaduw, met een briefje en een ondersteboven pet.
It's a beautiful, romantic, but hard knock life.

woensdag 1 augustus 2012

Gered

"Get ap!"
Ik kijk op, heeft hij het tegen mij?
Handgebaar erbij.
"GET AP!"
Ik krabbel omhoog van de gladde stationsvloer, terwijl ik hem een blik toewerp waarmee ik hoop uit te stralen dat hij, man in pak met belangrijk pasje op zijn borst gespeld, dat best op een beleefdere manier zou kunnen verzoeken.
Ook al ben ik slechts een arme, bezweette backpacker.
Maar dan gebeurt er iets opvallends.
Zodra ik ben opgestaan verandert zijn toon.
Is hij ineens weer die galante heer zoals een echte Italiaan betaamt.
En ben ik blijkbaar een dame, una bella donna in nood.
Want ik heb zojuist anderhalf uur door Rome gelopen, van het ene gesloten hostel naar het andere en weer terug naar het station.
Omdat mijn Romeinse vriend en gastheer pas morgen in de stad is, heb ik voor een nacht een slaapplaats nodig.
Ineens gaat alles heel snel.
Deze meneer werkt voor de overheid en is speciaal aangesteld om reizigers aan veilige nachtrust te helpen.
Zo begrijp ik het tenminste, en ik geloof dat ik zojuist zijn project ben geworden.
Ik wandel met hem mee en hij kletst de oren van mijn hoofd.
In verdraaid snel Engels-met-accent, dus verdraaid lastig te verstaan.
Maar het geeft niet, want hij heeft een goedkoop hotel voor me, op Via Cavour.
Een van de drukste en meest toeristische straten van Rome.
Hij loop met me mee naar binnen, wacht tot ik al mijn gegevens heb ingevuld.
Helpt de receptioniste met het kleingeld dat ik terugkrijg.
Neemt de sleutel aan en begeleidt me naar mijn kamer.
Hij doet de deur voor me open, laat zien waar het toilet is.
Stopt mij nog wat belangrijke adviezen toe voor een veilig verblijf in Rome ("Stay away from the Gypsies!"), schudt me de dankbare hand en vertrekt.
Mij achterlatend in een ruime kamer met een prima bed.
Aan een lawaaiige straat.
Met een douche in de hoek van de kamer, waarvan de deurtjes van kalk en ellende uit elkaar dreigen te vallen.
Met TL-verlichting om de sfeer te zetten.
Met een hergebruikt afvalzakje en een vloer die je voetzolen zwart maakt.
Met een brede glimlach sta ik hier.
Ik kan dit met recht de meest "crappy" hotelkamer noemen die ik ooit heb bezocht.
Maar de handdoeken zijn schoon en het bed slaapt opvallend goed.
Tien minuten geleden wist ik nog niet waar ik zou slapen.
Heerlijk dit soort verrassingen.
Crappy, maar heerlijk.

Gezichtsbedrog

Camogli is klein en ligt aan de Italiaanse Rivièra, ergens tussen Genova en la Spezia.
Al die plaatjes hier langs de kustlijn kenmerken zich door de gezellig gevarieerd gekleurde huisjes.
Allerlei pasteltintjes door elkaar, vaak opgestapeld en nonchalant gerangschikt rondom een baai met haventje, houten bootjes, oerknus en smakelijk om te zien allemaal.
Mooi, maar eigenlijk niets voor mij, merk ik nu.
Want het is allemaal oppervlak, niets is wat het lijkt.
Zo blijkt.
Zodra je dichterbij komt, gaat het ineens opvallen dat al dat gezellig authentieke schilderwerk op de gevels ook daadwerkelijk niet meer is dan schilderwerk.
De muren zijn volledig dichtgepleisterd, met hier en daar een raam met groene, houten luiken.
De rest van de rijen ramen, luiken en ornamenten die je op afstand denkt te zien, blijken in feite muurschilderingen te zijn.
"Ramen" dus.
Met "ornamenten".
Sommige creatievelingen hebben zelfs diepte in hun gevels gesuggereerd, door "nisjes" aan te brengen met "standbeeldjes" erin.
Een van de "raamkozijnen" met "halfgeopende luiken" heeft zelfs een "grijze kat" op haar "vensterbank" zitten...
Nep nep nep!
Overal waar je kijkt!
Ik krijg het gevoel alsof ik door Duckstad loop.
Of een filmset.
Al dit moois is enkel en alleen maar opgezet als een mooi plaatje voor de toeristen.
Ik vind een dag hier rondlopen eigenlijk wel meer dan genoeg.
Ik wil hier weg, ik wil naar de stad.
Waar ik mij op mijn gemak en zelfs een beetje thuis voel, steeds weer.
Waar de muren gewoon echt zijn, ook van dichtbij.
Waar niet gelogen wordt over de lelijkheid, want die is er genoeg.
Alora, vado.
Het is tijd voor Rome

dinsdag 31 juli 2012

Hypocrituniek

Semi-transparante tuniekjes zijn in.
En dan heb ik het dus over strandmode.
Zittend op het leukste plekje van dit restaurant, een grote raamopening met daarin mijn tafeltje en uitzicht op de Italiaanse rivièra, zie ik ze vele malen voorbij komen.
In allerlei kleuren, maar vooral de witte uitvoering is erg populair.
Bikini, met hier overheen zo'n nietsverhullend dun stukje stof.
Wat maakt nou eigenlijk dat je er zo prima bij kunt lopen als je je ergens aan een zwemgelegenheid bevindt?
Dat gegeven van water in combinatie met het feit dat het badkleding is en geen ondergoed, zorgt ervoor dat het algemeen geaccepteerd is als je zo schaars gekleed rondloopt.
Dat het mag.
Dat het niet ordinair is.
Dat je billen, die onherroepelijk onder zowel tuniek als broekrandje uitglippen, gewoon gezien mogen worden.
Als één van de factoren 'bikini' of 'water' zou ontbreken, zou dat het beeld direct veranderen.
Zou je in BH en slipje gaan rondlopen, met daaroverheen niets meer dan zo'n semi-doorzichtige net-niet-jurk-net-niet-blouse, dan word je zeker weten heel raar aangekeken.
Als je in bikini en tuniek door bijvoorbeeld Eindhoven zou gaan lopen...zou het gevolg hetzelfde zijn, waarschijnlijk.
Maar hier aan de kust mag het.
Met semi-transparante tuniek kan alles.
Dan ineens wel.
Wat een hypocriet kledingstuk eigenlijk, dat tuniek.




maandag 30 juli 2012

Tedesco

"Scusa signora, dove è il 'Villaggio Turistico'?
"Villaggio Tur-...vill-...ah, Tedesco!"
"Heu...sorrie?"
"Villaggio Tedesco, è li!"
Ze wijst naar een groen hek.
"Tedesco! German!"
"German..? No, ehh hostel!"
"Si, si! Villaggio Tedesco, german, è li!"
"Ehh...ok...grazie signora..."

Villaggio Turistico (toeristisch dorp) is waar mijn bed zou moeten staan de komende twee nachten.
De dame noemde het Villaggio Tedesco (Duits Dorp) en ik begrijp niet direct waarom.
Ik open het groene hek, bewandel het door een gigantische vijgenboom overkoepelde paadje omhoog en kom er al snel achter waar de miscommunicatie vandaan kwam.
Ik word verwelkomd door een Duitse jongedame.
Ze gaat me voor over paadjes en trapjes, overal staan kamertjes.
Het is een soort slaapkamerdorpje waar ik terecht ben gekomen.
Gezellig.
Niet alleen de eigenaars, maar ook de gasten zijn Duits.
Allemaal, behalve ik.
Bizar.
Om zeven uur staat het avondeten klaar.
Ik mag aanschuiven bij een vriendelijk Duits gezin.
De dame die mijn kamer wees, serveert.
Het is wel aandoenlijk allemaal.
Ze doen dit duidelijk nog niet zo lang.
Een poging tot Italiaans, want er is ansjovis, olijf, gnocchi...
Maar de veel te droge lap vlees met jus en de goed gevulde noedelsoep "oma-style" verraden qua smaak toch echt de afkomst van de kok.
Ik vind dat niet erg.
De alcoholvrije Tiramisu is vooral een dikke, romige hap mascarpone waarin ook de koffie ver te zoeken is...
Oh, en over koffie gesproken.
Nee.
Nee.
Maar ik slaap hier prima.
En ik vind ze lief.
Die koffie komt wel goed, als ik straks het echte dorp in ga.
Daar waar de Italianen zijn.

zondag 29 juli 2012

Slappe lach

In een volgeboekte trein van Basel naar Milaan.
Tussen alleen maar mensen die ik nauwelijks kan verstaan.
Waar de regen langzaam plaats maakt voor zon en warmte.
Lees ik een boek.
Schiet ik in de lach.
En zit ik voor ik het weet,
onbedaarlijk te schateren.
De slappe lach overmeestert mij.
Tranen bestormen mijn wangen.
Heerlijk.
Ook al ziet de hele trein je voor gek aan...


Ik vertrek

Ik wurm mij op het middelste bedje.
Daar had ik voor gekozen, omdat ik zo liggend uit het raam kan kijken.
Het matras is smal en hard, maar ik lig toch niet onaardig.
De conducteur vertelt me dat hij me tegen half 7 zal wakker maken, een half uur voor aankomst in Basel.

Buiten hangt een beangstigend donkere bewolking boven Eindhoven.
Zodra de trein in beweging komt breekt hij open en stort zich leeg over mijn stad en laat ik mijn thuis achter in een wolkbreuk die toiletten doet overstromen.

Ik val in slaap, geloof ik.
Zo'n slaap waarin je steeds het gevoel hebt dat je wakker bent.
Er zit iemand aan mijn handtas...of droom ik dat?
Een vrouw stopt mij lachend in, want mijn billen liggen niet goed bedekt onder mijn deken...of droom ik dat?
Een man schijnt met een zaklampje in mijn gezicht...of droom ik dat?
Met een Duits accent wordt mij gevraagd waar ik vandaan kom en waar ik naartoe reis.
"Euhhmm...from Eindhoven...to Basel...", kraak ik.
Ik knijp met mijn ogen, doe dat lampje toch weg...
"And what is the purpose of your journey?"
"...Vakantie...vacanza, uh...holiday..."
"How long are you planning to stay, madam?"
"Ten minutes...gaap..."
"...Ten minutes...?"
"...Yes...well, I will be travelling on to Italy..."
"Do you have any luggage?"
"Yes, the green bag, over there..."
Het lampje richt zich op mijn rugzak, daarna weer op mij.
"Thank you madam, have a good trip."
"Thank you..."

Wat een vreemde wekservice...
Buiten is het fris en nat.
Goedemorgen Basel.
Dag Basel.
Met je vieze weer.

zondag 1 juli 2012

Volksmodel

"Zoohoo...die ken wel footoomodel worre!"
Hoor ik achter mij als ik de friettent verlaat.
Terwijl ik de de straat oversteek naar mijn huis om de hoek, vervolgt hij:
"Hee! Hééé! Wildegij gin footoomodel worre?"

Ik draai me om en lach terug:
"Nee niet echt, maar toch bedankt voor het compliment!"
Hij luistert niet en gaat door, nog iets harder.
"Ech waar, gij kent zó model worre!"
Ik loop door.
"Gij moet es naar de hoogstraat gaan! Een maat van mij hèt daar een studio.
Kendegij zo aan de slag! Ech waar!"
"Nou leuk, maar niks voor mij, echt niet!"
Ik loop.
Hij schreeuwt.
"Hééé!"
Inmiddels ben ik al zeker 30 meter van hem verwijderd.
Maar hij krikt zijn volume gewoon nog wat op.
"HEEEEE!!!!! ECH WAAAAAR!!!!"

Ik wuif zijn woorden weg.
"Ja leuk, bedankt!"
En ga de hoek om.
(Hééée!!!)

Het is luie zondag vandaag.
Ik heb niet gedoucht.
De kleren die ik draag raapte ik vanmorgen zomaar bij elkaar.
Mijn haar is ongekamd en mijn make-up is nog van gisteravond.
Om het beeld nog even af te maken, ik draag een papieren tas met friet en kip-saté.
Maar voor Oud-Woenselse begrippen loop ik er blijkbaar bij als een potentieel fotomodel.

Heerlijk hoor, zo'n volks buurtje.
Men schreeuwt gewoon over straat naar elkaar.
Dat is normaal.

Maar moet ik me nou gevleid voelen?
Of niet...




















vrijdag 29 juni 2012

Kindirect

Mijn jongste dochter heeft een "lentewandeling" met de klas.
Ze gaan naar de biologische boerderij en ik ga mee, als hulpmama.
Ik krijg een groepje van zes toegewezen, waarmee ik van stal naar stal wandel om opdrachtjes te doen en vragen te beantwoorden in een boekje dat ze van de boer gekregen hebben.

Eén van mijn dochters vriendjes loopt erg graag aan mijn hand.
Hij kletst volop over hoe hard hij kan rennen en hoe lang hij dat kan volhouden.
Ik luister bewonderend toe.
Af en toe rent hij weg, maar steeds komt hij terug bij mijn hand, gezellig wel.
We schuifelen richting kippenhok, hebben het over jongste dochter, als hij ineens vraagt:

"Waarom vind jij haar papa niet meer leuk?"

BAM.

Woorden rollen door mijn hoofd.

"Niet meer leuk?
Ik was gek op die man.
Hij was de liefde van mijn leven...met hem dacht ik oud te gaan worden...
Ik vond hem ontzettend leuk!
Maar hij liep met een onbevredigd gevoel rond waar hij niet over sprak en werd toen verliefd op een ander.
Hij vond míj niet meer goed genoeg en heeft me na dik 10 jaar afgedankt.
Niet meer leuk."

In plaats daarvan stamel ik.

"Niet meer leuk...
Och jongen, da's een lang en moeilijk verhaal.
Maar uhm.
Jouw papa en mama vinden elkaar nog wel leuk, toch?"
"Jaahaa, mijn papa en mama kunnen ècht niet zonder elkaar!"
"Gelukkig, dat is mooi."

Zijn zachtje handje in de mijne.
Aai over zijn bol.
Zijn ouders kunnen niet zonder elkaar.
Dat is mooi.

Wat stinkt dat kippenhok zeg.








woensdag 20 juni 2012

Speurkluns

Het is het begin van de avond.
Mijn rijst-met-krenten-hond moet plassen en ik heb behoefte aan lucht, dus we zijn aan de wandel.
Samen stappen door het bos.
Ik in wandelmodus, hij overal om mij heen.
Soms loopt hij gezellig even met me op, dan slaat hij ineens af, de struiken in, om een aantrekkelijk spoortje te volgen.
Soms blijft hij even achter omdat hij zich tussen de bomen heeft afgezonderd voor een grote boodschap, dan haalt hij me ineens in volle galop in en stuift hij voor me uit de verte in.
Als ik vind dat hij te ver weg gaat schiet ik snel even rechts de struiken in.
Dan verstop ik me en fluit ik.
Met opgeheven oren komt hij terug gedribbeld, op zoek naar mij.
Hij is echter niet zo'n beste speurhond, als het op 'baasje zoeken' aankomt...
Vanachter mijn boom zie ik hem wel een keer of zes langskomen.
Telkens de verkeerde kant op, hij kan me niet vinden.
Zodra ik dan fluit draait hij om en komt hij terug.
Rent hij weer straal langs me heen.
Komt tot stilstand.
Kijkt om zich heen.
Hoort mij fluiten.
Draait nog eens om.
Die kant op dan.
Hier de struiken in.
Deze keer echt drie meter bij me vandaan.
Hij ziet me niet.

Wat een oen van een speurhond.

Geen wonder.
Dalmatiërs vallen officieel dan wel onder de noemer "Jachthonden", maar zijn daar nooit echt voor gebruikt.
Ze werden ingezet om koetsen en paarden te begeleiden en hun stallen te bewaken.
Ze werden door de brandweer gebruikt om de wagens blaffend aan te kondigen in het dorp, in de tijd dat er nog geen sirenes waren.
Op jachtinstinct is dus niet erg gefokt in de loop der Dalmatische geschiedenis.
En dat is te merken.

Want mijn oliebol vindt het erg leuk om af en toe achter een konijn aan te rennen.
Maar hij geeft ook zeer snel weer op.
En als zijn baasje 5 meter het bos in duikt en hij heeft even niet opgelet...
Dan is hij haar kwijt.
Oelewapper.

Maar ja, ze zeggen dat honden en hun baasjes erg op elkaar lijken...
Ik realiseer me zojuist dat dit bij ons ook het geval is.
Ik heb namelijk het slechtste gevoel voor richting dat je je maar kan voorstellen.
Ga in de struiken zitten en laat mij drie keer om mijn as draaien.
Ik ben je kwijt.
En de weg naar huis ook.

Wat passen we toch weer heerlijk bij elkaar.























vrijdag 15 juni 2012

Struikelstenen

Op een doodnormale namiddag in Eindhoven, wandelen mijn fiets, zijn lekke band en ik richting thuis.
In gedachten verzonken.
Op weg naar mijn lelijke, maar prettig ruime tussenwoning uit de jaren '80, waar ik nu al drie jaar mijn leven leid en soms lijd, maar vooral vier en geniet.
Vroeger stonden er op dezelfde plaats ontzettend schattige arbeiderswoninkjes die, als ze gewoon gerenoveerd waren in plaats van gesloopt, de stad iets mooier hadden kunnen laten zijn dan ze inmiddels is.
Er is veel historie verloren gegaan in het Eindhoven van de afgelopen eeuw.
Als ik oude foto's bekijk dan zie ik hoe prachtig het hier was.
We hadden grachten.
Met bruggetjes.
En zelfs een tram!
Maar toen moesten de grachten dicht, want dat was schoner.
En toen kwamen de bommen.
En toen kwam de gemeente met een genadeloos sloopbeleid.
En werd er een kakofonie van bouwkundige wansmaak op onze ooit zo sprankelende stad losgelaten.
Wat we overhouden is een op het eerste oog bijna historieloze, industriële janboel.

Ik vind dat ik met recht kan zeggen dat ik in de lelijkste stad van Nederland woon.
Maar het is niet erg.
Want ik voel me hier thuis.
In deze rare laten-we-nu-de-hoogte-in-gaan-bouwen-want-dan-lijken-we-ook-eens-op-een-echte-stad waar ik ben geboren en getogen...en dus gehecht ben geraakt.
Zelfs aan haar lelijkheid.

Maar op die doodnormale namiddag, op weg naar huis, valt me ineens iets op.
Iets wat ik nog niet eerder gezien had, maar wat ook nog niet zo lang geleden in ons straatbeeld verschenen is, hoorde ik later.
Net voor ik de fietstunnel in wandel valt mijn oog op de vier steentjes.
Tussen de saaie, grijze stoeptegels liggen ze op een rijtje te glanzen.
Vierkante, messing steentjes.
En er staan letters in.
Ik zet mijn fiets aan de kant en buig voorover om ze te lezen.
Het zijn namen.
Joodse namen, met een geboortedatum en een sterfdatum.
Op deze plaats, waar nu die saaie fietstunnel ligt, heeft ooit een huis gestaan.
In dat huis woonden mensen, een Eindhovens gezin.
En op een dag zijn ze daar weggenomen.
Opgesloten, mishandeld als beesten en uiteindelijk vermoord.

Mijn kippenvel houdt mij nog een moment aan de grond genageld.
De gedachten waarin ik verzonken was zijn weg, ik weet niet waarheen of hoe ze er ook alweer uitzagen.
Het is leeg in mijn hoofd.
Ik zie die steentjes en zwijg.
Het is alsof ik even op mijn schouder getikt wordt.

"Zeg mevrouw, neem mij niet kwalijk, maar wist u dat hier geschiedenis ligt?
Dit is niet alleen een lelijke tunnel hoor.
Hier zijn mensen geboren.
Hier is geleefd en geleden, wilt u dat niet vergeten alstublieft?
Deze stad heeft littekens, ook al zie je die niet meer zo duidelijk!"

Ik loop door, de tunnel uit, de Kruisstraat in.
Terwijl mijn hoofd langzaamaan weer met andere dingen bezig raakt, zie ik ze weer.
Ditmaal zijn het er drie, en liggen ze pal voor een mooi, oud, vrijstaand huis.
Zichtbaar, tastbaar verleden dus in dit geval.
Ik bekijk het huis en stel me voor hoe deze drie namen gezichten hebben gehad.
Hoe die gezichten angstig door de ramen hebben getuurd op momenten dat ze hoopten dat het veilig was.
Hoe ze door deze sierlijke voordeur naar buiten zijn gesleurd.
En hier nooit meer teruggekomen zijn.

Een mooi initiatief, die stenen.
Gemaakt door een Duitse kunstenaar.
Geplaatst op meer dan 600 plekjes in Europa.
Om ons te herinneren aan een belangrijk deel van onze geschiedenis.
En ook Eindhoven heeft die geschiedenis.
Dat wisten we natuurlijk al wel, maar ik ben toch blij.
Dat ook deze stad, die jaar in jaar uit steeds meer van gezicht verandert, ook haar best doet om haar inwoners bewust te houden van wat hier gebeurd is.
Ook wij hebben historie, hier in Eindhoven, en dat mag gezien worden.
Dat moet zelfs.

Ik ga naar huis.
Naar mijn plek, waar ooit een ander huis stond.

















"Stolpersteine" - Gunter Demnig




vrijdag 8 juni 2012

Onzoemelijk

Muggen.
Wat mij betreft mogen ze afgeschaft worden.
Ze verstoren de nachtrust van mijn dochter, die om de haverklap beneden komt klagen.
Waardoor mijn rustig avondje verstoord wordt doordat ik steeds weer met die dubbelgevouwen Tam-Tam haar slaapkamer uit moet kammen, zonder resultaat.
Want dat ellendige beest loopt met ons te sollen.
In het donker durft hij wel, dan zwermt hij rond mijn dochters hoofd en drijft hij haar keer op keer haar bed uit.
Maar zodra het licht aangaat is hij in geen velden of wegen meer te bekennen.
Even denk ik dat ik hem zie, op het gordijn.
Maar het is een pluisje.
Ik verdenk de mug ervan dat hij die daar geplaatst heeft.
Om ons gek te maken.
Uiteindelijk kunnen we nog maar één oplossing verzinnen; ze mag in mijn bed verder slapen.
Haar zusje blijft achter in de muggenkamer, ze droomt en heeft niets door gehad van onze vergeefse strooptochten.
In mijn kamer is het stil, mugloos.
Nadat het bed volledig is ingedamd met knuffels, om haar te beschermen tegen weet-ik-veel-wat-voor-gruwelijke-monsters, kan er eindelijk weer geslapen worden.
En kan ik naar beneden om nog wat van mijn "rustig avondje" te genieten.

Dan is het ook tijd voor mij.
Ik kruip bij mijn grote meid in mijn bed, zij knort rustig verder.
Net op het moment dat ik af dreig te zakken naar dromenland, hoor ik een gekraak.
Het komt uit de kamer naast mij.
Twee zachte, kleine beentjes die uit een Ikea-stapelbed klauteren en ik weet genoeg.
Een slaperig meisje staat aan mijn bed, ze wil erbij.
Ik brom dat ze aan de andere kant in moet stappen, want ik wil niet in het midden terecht komen.
De ervaring heeft mij geleerd dat dit mij een slapeloze nacht bezorgt, aan beide kant een kind dat om de zoveel tijd de dekens van zich (en dus ook mij) aftrapt.
Maar ze begint te sputteren want ze wil zo graag naast mij.
Ik grom half slapend dat ze kan kiezen, óf aan de andere kant, óf in haar eigen bed.
Mijn jongste dochter huilt nogal snel, dus traantjes beginnen te vloeien.
Ze dribbelt wat door de kamer, klaagt over die mug die in hun kamer de boel terroriseert en hoe "irritant" dat is.
Ik vind het grappig dat ze dat woord gebruikt, als kind van 7.
Omdat ik geen zin heb in lange discussies zo laat op de avond, zo half in slaap, en omdat ik haar probleem op het gebied van mug ook wel goed begrijp, geef ik toe.
Ze mag naast me, in het midden.
Lijkt me wel een redelijke deal.

Enfin, we slapen verder.
Tenminste, een deel van ons gezelschap.
Want naast mij ligt een meisje, te bewegen.
Met haar benen, ze legt ze over de mijne, ze trappelt wat, draait zich om.
Ik word er gek van.
"Meisje asjebieft! Lig nou eens stil...ik kan niet slapen van dat getrappel..."
"Lieverd, in godsnaam...ga naar je eigen bed..."

Ik heb het gevoel dat ik vannacht niet geslapen heb, of nauwelijks.
Want ik ben toch wel degelijk wakker geworden van de wekker, vanmorgen.
Mijn oudste dochter diagonaal ronkend naast mij.
De jongste heeft zich verplaatst naar het voeteneind en ligt helemaal dwars.
Ik lig ergens op een randje, in de kreukels.

Ik moet eruit.
Ik vervloek de mug.



Schilderij: "Sleepless" - Kim Roberti


vrijdag 25 mei 2012

Aangaap

Naast mij hoor ik een zacht en vriendelijk gegiechel.
Als een kind dat verdiept is in zijn spel, praat hij in zichzelf.
Op het stuur van zijn fiets ligt een kussen.
Het is de zitting van een bankstel.
Op zijn hoofd draagt hij een headsetje.
Het lijkt alsof er een klein cameraatje voor zijn voorhoofd bevestigd zit.
Of is het een microfoon?
Hij houdt een beeldschermpje in zijn handen.
Op het kussen zit een riempje en aan het beeldscherm een soort gesp.
Hij probeert zijn beeldscherm aan het kussen te bevestigen.
Wat niet zo wil lukken, want zijn motoriek is wat aan de spastische kant.
Maar hij lijkt daar zelf niet mee te zitten.
Blijft gewoon proberen, terwijl hij zichzelf zachtjes, op een zangerige toon bemoedigend toespreekt.
En af en toe in de giechel schiet.

Ik kom eigenlijk voor Albert Heijn maar kan het niet laten om nog even bij mijn fiets te blijven treuzelen.
Het fascineert me hoe hij daar bezig is.
Helemaal in zijn eigen wereld, verdiept in een overleg met zichzelf.
Hij krijgt het maar niet voor elkaar, dat schermpje aan dat kussen, maar hij is geduldig.
Hij giechelt voort en geeft zichzelf vrolijk aanwijzingen.
Ik vind hem zo ontzettend aandoenlijk.

Maar ik snap niet...waarom dat kussen, wat is dat beeldscherm, hoe werkt...wat doet hij...?
Terwijl ik mezelf in beweging dwing blijf ik kijken.
Eigenlijk ook omdat ik voor mezelf probeert in te schatten of hij misschien hulp kan gebruiken.
Ik zou het aan kunnen bieden, maar hij lijkt me behoorlijk afgesloten van mij, Albert Heijn en de rest van de wereld.
Autistisch...? Of een of andere soortgelijke PDD...?
Heeft het dan zin om mijn hulp aan te bieden?
Zo drentel ik daar nog even.
Twijfelend om een helpende hand te bieden en tegelijk genietend van dit prettig gestoorde schouwspel.

En dan realiseer ik me dat het er natuurlijk uitziet alsof ik heel brutaal aapjes sta te kijken.
Want ja, daar staat in andere ogen gewoon een of andere geflipte pipo met een bankzitting op zijn fietsstuur, te babbelen en te lachen tegen zichzelf.
"Wa's dè vur unne gek!", zou er in ons Brabants gezegd worden.

Dus wandel ik naar binnen, want ik ging naar Albert Heijn.
En nu zit het me dwars.
Ik had hem niet hoeven helpen, want uiteindelijk lukte het hem gewoon om dat schermpje aan het kussen vast te schuiven.
Maar ik had misschien toch mijn hulp moeten aanbieden, al was het maar om te tonen dat ik daar niet alleen maar naar hem stond te staren vanwege zijn Rainman imitatie.
Je ziet de meest boeiende dingen op staat.
Maar je mag helaas niet altijd kijken.

En wat was je nou toch aan het doen, malle Eppie?
We zullen het nooit weten.


donderdag 26 april 2012

Gebroken

En nu ben ik zelf degene
die een hart beschadigd heeft.
Nog geen ruimte voor opluchting
of gevoel van vrijheid waar ik naar zocht.

Vooral een zwaar hart
vol schuld en verdriet.
Ik heb iemand pijn gedaan
Teleurgesteld en gekwetst.

Ik kan niet vaak genoeg zeggen
hoe erg ik het vind.
Het spijt me zo
dat ik hem niet kon blijven geven
waar hij zo gelukkig mee was.

Ik ben weer alleen.
Met het voornemen om dit voorlopig even te blijven.
Want ik kan het nog niet zo goed, alleen zijn.
Het wordt tijd dat ik dat eens ga leren.

Misschien word ik dan ooit nog wel eens
echt gelukkig.
Gewoon met mezelf.
Wie weet.


























Schilderij: "Alone Again" - Connie Chadwell







vrijdag 13 april 2012

Stinkend zaakje

Hij heeft sterk uitdunnend haar.
Om dat te verdoezelen heeft hij het ingespoten met donkere verf.
Zo'n spray die je op TV kan bestellen.
Zodat niemand meer ziet dat je kalend bent.
Zijn haargrens loopt nu als een inktschildering boven zijn voorhoofd.
Maar dat hebben wij niet door natuurlijk.
Deze meneer heeft een woeste, jonge haardos...

In zijn hand heeft hij een folder.
Nee, het is een kopie van een folder.
Hij vraagt of één van ons de eigenaar van deze zaak is.
Nee, de eigenaar is er niet vandaag.
Meneer heeft namelijk een aanbod dat echt niet geweigerd kan worden.
Want de twee heren in de "folder", laten we ze bij gebrek aan geheugen maar even Bob en Edgar noemen, zijn in staat om binnen twee weken de winst van uw zaak te verdubbelen.
Hoe ze dat doen wordt in zijn verhaal niet duidelijk, maar er moet in ieder geval geïnvesteerd worden.
En dat is het waard hoor, want het werkt echt.
Je kan je altijd terugtrekken, als het niet bevalt.
Maar dat gaat niet nodig zijn, want je zal na vier dagen al resultaat gaan zien.
Echt waar hoor.
Je bent gek als je niet meedoet.
Velen gingen u al voor, het is zeer de moeite waard.
Mag ik het email-adres van je baas?

De vriend waarbij ik op bezoek ben, werkzaam in de platenzaak waar dit figuur zojuist binnen komt kuieren, hoort het verkoopverhaal aan.
Hij ontvangt het papierwerkje, met daarop een vage foto van de twee financiële tovenaars,
en een evenzo vaag verhaal eromheen, waarin tevreden investeerders het succes van hun samenwerking met Bob en Edgar bevestigen.
Met de hand staat er nog wat contactinformatie bij geschreven, een website met het woord "milionair" erin.
Om het extra verleidelijk te maken.

Een telefoonnummer kan hij krijgen, gewoon dat van de zaak.
Hij wordt bedankt en tot ziens en nogmaals echt hoor zeer de moeite waard want het werkt zeker nou tot ziens hoor daag ja daag...

...

Zo'n man kan het zich blijkbaar veroorloven om er zo ongeloofwaardig en ontbetrouwbaar als de pest bij te lopen.
Dat kan alleen maar betekenen dat er voldoende mensen bestaan die er in trappen, in zijn praatjes.
De wereld blijft mij maar verbazen, elke dag weer.


Don't trust him...it's a trick...!

donderdag 5 april 2012

Vals Spel

De klokken op het stadhuisplein galmen door het centrum.
's Morgens vroeg, rond kwart voor negen fiets ik er langs.
Ze spelen een deuntje dat ik herken, maar waar ik de naam niet van weet.
En ik moet grinniken.
Want wat klinken ze vals...!
Niet alle tonen, maar een paar vallen er echt zó naast...

Waarschijnlijk is dat allemaal geautomatiseerd, dat klokkenspel.
Of toch niet...zou daar echt elke ochtend zo'n oude beiaardier achter de knoppen zitten...?
Ik vind het erg grappig om me toch voor te stellen dat daar iemand heel hard zijn best zit te doen.
Zo 's morgens vroeg, alleen in het 'klokkenhok', mag hij zich uitleven.
Dat kereltje.
Want het is een kereltje.
Hij heeft niet door hoe vals het klinkt, want vanuit zijn hoekje is er niets vreemds hoorbaar.
En hij geniet daar zo van, elke ochtend!

Dus ik gun het hem hoor, toch fijn voor hem.
En erg storend is het niet, althans niet voor mij.
Ik kan er om grinniken.
Mijn ochtend is weer amusant ingeluid.




zondag 1 april 2012

Kikker in je bil

Dat ik de hele dag al weet dat het 1 april is.
Dat de meiden 's middags thuiskomen van een logeerpartijtje bij opa en oma.
Dat de jongste zegt:

"Mama, Mats heeft in de keuken gepoept!"

Dat ik gewoon in die keuken sta.
Maar dan toch verschrikt om me heen kijk.
Hond!
Waar!
Poep?
Waar!!?

En dan dat stralende, half tandenloze bekkie van mijn dochter.
Onbetaalbaar.


Afbeelding: Elbow Toe

zaterdag 31 maart 2012

Gouden Huwelijk

Hollandse hits stampen uit de speakers.
Met zo'n flinke beat eronder, de hele dag al.
Want het is feest, drie deuren verder.
Dat oude stel op de hoek is 50 jaar getrouwd.
Vijftig jaar.

'Dat doe ik ze niet na...', denk ik cynisch.

Ze zien er ongezond uit.
Van die uitgezakte, norse gezichten met een grauwe waas
van teveel frikandellen, patat en sigaretten.
Verlepte lichamen waar nooit goed voor gezorgd is.
Er wordt niet gesport.
Er wordt gehangen en gesjokt.
Er wordt niet vezelrijk gekookt.
Er wordt gerookt.
Wanneer je voorbij loopt en binnen kijkt ligt er altijd iemand op de bank.
Ze hebben het het hele jaar door een caravan voor de deur staan.
En volgens mij slaapt hij daar regelmatig in.
Ze hebben drie terror-hondjes.
Van die lelijke, gemuteerde Jack Russells die niet worden uitgelaten.
Die de buurt onder kakken zodra de poort een keer open staat.
Tegen alles keffen wat langsloopt.
En in je onderbeen happen als je pech hebt.
Wanneer je dan scheldend en tierend dat beest van je af jaagt komt meneer naar buiten.
Om te zien wat er loos is.
Vervolgens sjokt hij weer naar binnen.
Want sorrie zeggen lijkt hem niet nodig.

Als je ze tegenkomt zeggen ze gedag.
Maar een glimlach kan er niet af.
Ik geloof niet dat zij blij worden van de geur van versgemaaid gras.
Of dat gevoel van die eerste dag buiten zonder jas.
Ik denk niet dat zij het leuk vinden dat we zo'n multiculturele buurt hebben.
Ik betwijfel of hij ooit bloemen voor haar meebrengt.

En vandaag vieren zij samen dit leven dat zij leiden.
Al vijftig jaar een paar.
Hoera.
Dit doe ik ze niet na.





vrijdag 30 maart 2012

Rome tot nu toe

Mijn reisjes naar Rome zijn zo verschillend elke keer.
De eerste was een prachtige vlucht van alles.
In een periode waarin ik heel nodig weg moest van alles wat pijn deed.
Een week op een hoge, roze wolk.
Met zon, passie, verwondering en nieuwe vriendschappen.
De tweede was guur en moeilijk.
Ik viel van een motor.
Mijn hand was kapot.
Maar ik werd wel verliefd.
En zo kwam reisje nummer drie.
Diezelfde maand nog.
Een paar dagen met lief en kinderen in de frisse buitenlucht van een dorp buiten de stad.
Met zalige wijn, prosciutto en bronwater uit een rots.
En de kinderen rennend door schattige stenen steegjes.
En ik die daar wilde wonen.
Maar dat niet kon.
Dus de vierde reis werd er een van verbreken.
Samen zijn, uit elkaar gaan, alleen door de stad struinen.
Weer samenkomen, afscheid nemen.
Op een goede manier.
Zodat we een fijne vriendschap konden overhouden.
En ik voor de vijfde keer kwam, een hele poos later.
Een hele relatie later.
Een leuk weekend waarin ik veel mensen terug zag.
Veel plezier had.
En me voornam om snel weer te gaan.
En nu, een jaar later, was daar nummer zes.
Samen met mijn liefje.
Die mijn vorige liefje erg sympathiek vond.
En met wie ik zware, confronterende, maar ongelooflijk leerzame
gesprekken heb gevoerd.
Daar in Rome zijn weer eens kwartjes gevallen voor mij.
Hele belangrijke kwartjes.

Rome maakt me moe.
Hij haalt mijn oude wonden open.
Maar verbindt ze altijd weer met liefde.
Dus hou ik van hem.
En moet ik terug, steeds weer.
Er valt altijd wel iets te ontdekken.
Is het niet in de stad, dan is het wel in mijzelf.







donderdag 8 maart 2012

Gewoon Aardig

Een paar weken geleden, in een Indiaas restaurant ergens in Engeland.
De bediende vroeg waar we vandaan kwamen.
Ik antwoordde.
Zijn reactie "Ah, Dutch! Very tolerant people...!" deed mij fronzen.
Toen hij wegliep sprak ik mijn frons uit tegen mijn tafelgenote.
Tolerant?
Vleiend dat we zo'n imago hebben hoor, maar wel achterhaald.
Want zo tolerant zijn we helaas niet meer in ons kleine, koude land.
Er wordt meer en meer gemopperd en geklaagd.
We sluiten ons af voor hen en dus zij ook voor ons.
We hebben tegenwoordig een politieke partij in onze regering die een website opricht waarop je je beklag kan doen over Oost-Europeanen.
We zijn over het algemeen allang niet meer tolerant.
En daar kan ik mij voor schamen.

Vanmorgen sprak een Roemeense jongeman mij voor de supermarkt aan.
In het Engels vroeg hij waar hij bloemen kon kopen.
Toen hij zag dat de supermarkt ze had staan, liep hij mee naar binnen.
Nadat ik mijn boodschappen had afgerekend kwam ik hem weer tegen.
Drie al enigzins verleppende bosjes rozen had hij net afgerekend.
Ik vroeg hem of hij geslaagd was, hij wees vertwijfeld naar zijn aankoop.
Of ik hem misschien even wilde helpen.
Hoe kon hij deze bloemen nou wat leuker laten ogen?
Er was daar niets om de bosjes mee te versieren.
Ze zagen er eigenlijk niet uit.
Het was vandaag "Internationale Vrouwendag" en hij wilde de dames op zijn werk iets aanbieden.
Eén ervan was iets 'specialer'...
Ineens bedacht ik me dat er even verderop een echte bloemenzaak was, daar zou hij vast iets beters kunnen vinden.
"Come on", zei ik, "we'll try to return these flowers and I'll show you the other store."
"Are you sure? Will you help me? That's so kind!"
"No problem, let's go."

De bloemen mochten terug van de dame achter de balie.
Op de fiets richting de bloemenzaak glunderde hij.
"This is so awesome! You're being so helpful, thank you!"
"I think it's normal. We should be helpful to each other more often."
"Well, I've been here for a while now and I have to say, people have been quite rude most of the time."
"Hmm, I guess a lot of people are always in a hurry these days..." zei ik, "and I always try NOT to be."
"I've heard the word kutbuitenlander too many times already..." vervolgde hij.
"Really?" schrok ik. "I do apologise for that, I'm so sorry...!"
En dat meende ik, want ik schaamde me toen ik dat hoorde.
Ik vond dat erg.
Zo'n een aardige jongen.
Bloemen kopen voor zijn collega's op Vrouwendag.
In sommige gevallen mogen onze mensen best een voorbeeld nemen aan die kutbuitenlanders...

Bij thuiskomst heb ik de site opgezocht.
Het 'meldpunt Midden- en Oost-Europeanen'.
Ik heb ze verteld over mijn ontmoeting met deze attente Roemeen.
En meneer Wilders gevraagd of hij vandaag eigenlijk bloemen voor zijn vrouw heeft gekocht.
Ik betwijfel het namelijk.