dinsdag 19 oktober 2010

Pechstrook

Sinds vorige week ben ik gaan hardlopen.
Omdat ik het nodig heb om me beter te voelen dan ik me voel.
Het maakt je hoofd leeg.
En het werkt, ik voel me een stuk gelukkiger sinds ik loop.

Er is in mijn buurt niet veel natuur om doorheen te lopen.
Het enige stukje groen in de nabije omgeving is een park dat langs het spoor loopt.
Met wat struiken, een hondenuitlaatveldje en een speeltuin.
En daardoorheen loopt een pad.

Nu heb ik gemerkt dat dit pad vooral bevolkt wordt door een bepaald soort mensen.
Ik passeer vuile trainingspakken.
Afgeknauwde nagels aan smerige vingers.
Zware shag.
Verwaarloosde hondenvrienden.
Ongekamde kapsels.
Lichaamsgeuren die doordrenkt zijn van de alcohol.
Bloeddoorlopen wangen.
Bedorven tanden.
Gestolen fiets aan de hand.
Of onderuitgezakt op een parkbankje.
En allemaal hebben ze die blik in de ogen.
Die blik die je hebt als je hebt opgegeven.

En ik ren ze voorbij.
Terwijl ik ze passeer denk ik:
Dit is hem... de pechstrook.
Ik ren over De Pechstrook van het Leven.

Ineens voel ik me misplaatst.
Hier hoor ik dus niet te zijn.
Gelukkig maar.
Of.
Renden ze maar met mij mee...
Dan zongen we samen dat lied.
En voelden we ons allemáál wat beter.


donderdag 14 oktober 2010

Grapgat

Uit de oude doos, geschreven op  11 juni 2009:

Met z'n drietjes aan tafel.


De dochters tegenover elkaar en mama aan het hoofdeinde.
En zoals bijna elke avond hebben de dames het drukker met elkaar dan met het eten.
Hele verhalen gaan er over de tafel.
En raadsels.
En vragen over je keelgat.
En een glas water.
En grappen.


Maar mama is een beetje moe.
Mama heeft net gekookt.
Mama wil graag dat haar dochters iets eten.
Mama heeft geen zin in grappen.
Mama heeft even geen gevoel voor humor.


En de jongste heeft dat door.
Dus als ze weer een grap op tafel gooit, en mama zegt "zucht", zegt ze:
"Mama, waar zit je grapgat?"

Je grapgat...


"Mama's grapgat zit dicht."
"Wanneer gaat die weer open?"
"Als jij genoeg gegeten hebt, dan gaatie wel weer open."


Gelukkig heeft Mama bij het naar bed brengen haar gevoel voor humor wel weer terug gevonden.
Want wat is er nou aandoenlijker dan je eigen kleuter die je in haar nachtjaponnetje om je nek vliegt, je drie kussen op de wangen geeft ("net als de grote mensen") en vraagt:


"Is je grapgat nu weer open?"
"Ja hoor, hahah. Die is weer open."


Waar dat grapgat nou zit...daar zijn we nog niet achter. Hier misschien?

dinsdag 12 oktober 2010

After Eight

Omdat mijn wolken de laatste dagen nogal donker zijn had ik het niet meteen door.
Maar wat was het een lief moment, eigenlijk.
Ik stond bij de kassa, ze rekende mijn spullen af.
Ik had haar nog niet gezien, omdat ik niet keek.
Als mijn wolken zwart zijn beperk ik mijn blikveld.
Tot mij en niet verder.

"Die zijn al heel erg oud, wist u dat?"

Ik keek op.
Ze keek me aan, stralend.
Recht in mijn ogen.
Alsof ze een smetteloze ziel had, nog geen krasje te zien.
Zo straalde ze me aan.

Ik dacht dat ze bedoelde dat ze over datum waren.
Maar ze bedoelde dat die After Eights al zo vreselijk lang gemaakt worden.
Sinds 1866 heb ik later opgezocht.
Dus we lachten, even.
Lief, lief meisje.

Heel even.
Klaarde het op.


Foto: Treinend ergens tussen Roosendaal en Antwerpen

maandag 4 oktober 2010

Dwaze ochtend

Het was vrijdagochtend, negen uur.
Het was de tijd van het jaar.
Het was die dag een dwaze dag.
En normaal gesproken vermijd ik de confrontatie.
Maar nu was ik eens nieuwsgierig.
Of het waar is wat ze zeggen.

Dus.

Ik ben de Bijenkorf binnen geweest.
Tijdens de Drie Dwaze Dagen.
Voor de eerste keer in mijn leven.
En ja, het is waar wat ze zeggen.
Oké, ik heb geen kleerscheurende taferelen mogen aanschouwen.
Maar wel datgene dat die kleerscheurende taferelen eventueel veroorzaakt.
Het straalde namelijk uit ieder vrouwelijk oog dat ik tegenkwam.

Hebzucht.
Gretige hebzucht.

Als een stel hongerige roofdieren bewogen ze door de winkel.
Hun blikken keken alsof ze het liefst op alle plaatsen tegelijk zouden willen kijken.
Hun vingers grabbelden alsof ze zo snel mogelijk verder wilden naar het volgende rek.
Alsof ze bang waren om hun prooi mis te lopen.
Een ander ermee vandoor zou gaan.
Wat ook zeer waarschijnlijk was natuurlijk.

Het viel me op dat ik er instinctief de voorkeur aan gaf om me buiten de "aanbiedingen-zone" te begeven.
Daar was het rustig.
Geen gele stickertjes.
Geen hongerige vrouwen.
Geen gedrang.

Vanuit mijn veilige schuilplaats loerde ik naar de vrouwen.
Af en toe waagde ik een paar stappen door gevaarlijk gebied.
Dan ving ik wat op van een gesprek.
"Ga jij die kant op, dan begin ik vast hier!"
Op de schoenenafdeling kon ik al geen schoen meer zien.
Omdat alle dozen overhoop waren gehaald.
En er daarom meer vrouwen dan schoenen leken te staan.
Ze graaiden en graaiden.
En ik schaamde me een beetje.

Ik heb het niet lang volgehouden.
Met een benauwd en opgejaagd gevoel ben ik naar buiten geslopen.
Ontsnapt, zo voelde het een beetje.
Maar ook enigzins beledigd.

Is dit hoe vrouwen zijn als hun ware natuur naar boven komt?
Ik denk van niet, maar dat denkt de rest van de wereld nu natuurlijk wel!
Wat een slechte vertegenwoordiging, vrouwen!

In mijn gedachten heb ik ze op hun kop gegeven.
Foei vrouwen.



Songtekst van mijn Lief

Ik wilde je kussen
Op je warme lippen
Maar je neus
Zat in de weg