woensdag 4 december 2013

Versintsel

"Weet je mama, ik geloof echt wel dat Sinterklaas echt is hoor."
Handje in hand wandelen we samen richting muziekschool.
Mijn acht-en-een-halfjarige dochter en ik, op een druilerige herfstdag in november.

"Oh ja?"
"Ja, want weetje.
Hoe kan het anders dat er zoooo veel mensen naar de intocht gaan kijken?
Ik bedoel, AL die mensen...dan MOET het toch wel echt zijn...!"
Dat is een logica waar ik weinig tegenin kan brengen.
"Tsja, dat is wel zo ja...zou best kunnen..."

Aan mijn hand bestijgt ze een voortuinmuurtje.
Ze balanceert met me mee en springt er aan het einde weer af.

"En weetje, ik weet ook hoe je kan zien of een Piet echt is of nep."
"Echt? Hoe zie je dat dan..."
"Nou, je hebt van die neppe Pieten, die dragen mutsen met maar één kleur.
En echte Pieten hebben veel mooiere mutsen. En die dragen ook van die speldjes, die hebben neppe Pieten niet."
"Ahhh, kun je het daaraan zien?"
"Ja...ik gellloof van wel..."
"Dus echte pieten hebben mutsen met meer kleuren en neppe Pieten hebben maar één kleur."
"Ja...of nee...ja...", ze trekt een moeilijk gezicht, "ik weet het ook niet zo goed wat het is, maar..."
"...je kan het gewoon zíen..."
"Ja! Ik weet niet precies hoe, maar je kan het gewoon zíen!"
Ze kijkt me aan met een blik van "lastig uit te leggen hè? Maar wij begrijpen elkaar!"
Ik kijk haar lachend aan en knik.
Wij begrijpen elkaar.

Ze zit in groep vijf en is nog altijd overtuigd.
Weliswaar begint haar geloof de eerste, lichte barstjes te vertonen.
Maar tot nu toe weet ze die nog altijd op te vullen met aannemelijke verklaringen, gecreëerd door haar eigen fantasie.
Bovendien wil ze nog zo graag.
Geloven dat het waar is allemaal.

Het zal de laatste keer zijn, vermoed ik.
Volgend jaar zal ze waarschijnlijk van haar geloof vallen.
Komt er een einde aan ons Sint-tijdperk.
Schoentjes zetten, liedjes zingen.
Tekeningen voor Sint en wortels voor het paard.
Pakjesavond en hoe spannend dat steeds is.
Ook al is het voor mij persoonlijk vooral alleen maar een hoop gedoe.
Het is mooi om te zien met hoeveel plezier ze opgaan in deze grote, prachtige, traditionele, nationale leugen.
Nog even genieten dus, want deze tijd komt nooit meer terug.
Nu maar hopen dat mijn kleine meisje straks niet al te hard valt...



zondag 10 november 2013

Natte droom

Juli 2013, het is zomer in San Sebastian.
De avond is warm en er zijn veel mensen op straat.
Er wordt gegeten en gedronken, pinxo's, wijn en muziek zijn overal.
Met een ijsje in de hand slenteren we over de boulevard langs het strand, mijn lief en ik.
De zee is zwart en in de verte loert donkere bewolking.
Achter de heuveltoppen ligt het te wachten om ons te bekruipen.

Een straatmuzikant met een gitaar speelt Golden Oldies uit de jeugd van mijn ouders.
Hij doet het niet slecht en heeft dan ook constant wel iemand die blijft staan om te luisteren.
We zijn op de schommels in de speeltuin gaan zitten en zwiepen heen en weer.
Even voelen we ons weer een beetje kind.
De muzikant speelt "Proud Mary" van Ike en Tina Turner.
Luidkeels zing ik mee terwijl ik door de zwoele spaanse lucht zwier en steeds bijna mijn schoenen verlies.
Gelukkig voel ik me.
Wij allebei, geloof ik.

De wolken zijn tevoorschijn gekomen en hebben een onheilspellende bries met zich meegebracht.
Onderweg terug naar ons hotel bekruipt ons het gevoel dat we ingehaald dreigen te worden.
Het naderende onweer sluipt grommend achter ons aan, maar besluit ons toch te sparen.
Op enkele druppels na, van die dikke, zware, slagen we erin om droog aan te komen bij onze slaapplaats.

Maar zodra we goed en wel op onze kamer zijn, barst het los.
Een regelrechte wolkbreuk, van een overweldigend formaat.
Hoe tienduizenden liters ineens naar beneden komen kletteren zoals je dat maar zelden meemaakt.
Het is het type regenbui waarbij ik al jaren verlang om er eens een keer poedelnaakt in te gaan staan.
Dat heb ik nou altijd al eens willen doen en dit is het moment.

Dus trek ik uit wat ik nog aan had, mijn lief volgt mijn voorbeeld.
We stappen op het balkon, dat uitkijkt over een winkelstraat middenin het centrum.
Daar staan we dan en komt ineens, zo onverwacht, een lang gekoesterde wens van mij in vervulling.
Twee naakte geliefden op een spaans balkon, met de armen gespreid en gezichten naar de hemel gericht.
Het is alsof er emmers en emmers tegelijk over ons heen gesmeten worden.
Water, water, mijn make-up en water stroomt over onze piemelblote lichamen.

Op een kletsnatte zomeravond in het hartje van San Sebastian, weet ik dat dit één van die unieke, ultiem zalige momenten is die ik nooit zal vergeten.
De twee vrouwen die op het balkon naast ons onder een afdakje blijken te zitten en geamuseerd opkijken van hun sigaretjes, realiseren zich dit volgens mij ook...







maandag 28 oktober 2013

Kruimeldief pur sang

Een jaar geleden.
Of nee, langer.
Mijn auto heeft een paar dagen voor het huis van mijn ouders gestaan.
In een keurige wijk, in een rustige straat.
Zo'n straat waar nooit iets gebeurt.

Na drie nachtjes logeren kom ik hem ophalen.
Mijn oude Renaultje 4, slechts 7 jaar jonger dan ik.
Er zit niets meer op of aan dan je daadwerkelijk nodig hebt tijdens het rijden.
Een richtingaanwijzerhendeltje met claxon aan de linkerkant.
Een ruitenwisserhendeltje aan de rechterkant.
Een knopje voor de alarmknipperlichten.
Een knopje voor de achterruitverwarming (die het natuurlijk niet doet).
Een schakelpook in het dashboard.
Een knopje voor warme en koude lucht.
Een choke.
Een radio.
Dat is het zo ongeveer.

(Hé, het portier zit niet helemaal dicht...)

Neuriënd ga ik achter het stuur zitten en bekijk het interieur.
Ik mis iets.
Maar wat...?
Dan valt de ongebruikelijke leegte in het midden onder het dashboard mij op.
Er hangen slechts nog wat draadjes...

Mijn neurie valt stil wanneer tot mij doordringt wat hier gebeurd is.
Iemand is mijn bejaarde Renaultje binnengedrongen.
Meer dan een theelepel zal hij niet nodig gehad hebben.
Deze persoon heeft vervolgens op zijn dooie gemak en met grote zorgvuldigheid een krakerige radio/cd-speler van het B-merk "Marquant" los zitten sleutelen.
Hij heeft het risico genomen om betrapt te worden, maar is nu een autoradio rijker die reeds ten dode was opgeschreven.
Die raak je aan de straatstenen niet kwijt.
Ik kan niet anders dan proesten.
Schaterend zit ik achter het stuurtje van mijn rode vriend.
Mijn Renaultje schudt ervan.

Waarschijnlijk is het dezelfde halve zool die ooit hier in de Achtse Barrier mijn fiets jatte.
Een ouwe oma-fiets met een zadel dat zó los zat, dat ik er niet eens op kon zitten.
Ik verplaatste me staand fietsend, omdat ik te belazerd was om hem vast te draaien.
Puberaal als ik was zette ik hem ook niet op slot toen ik een paar minuten bij de drogist naar binnen ging.
En weg was hij.
Lachen moest ik, toen ik zag dat hij gestolen was.
Net zo hard als nu ongeveer.
Omdat ik voor me zag hoe de dief ervandoor zal zijn gegaan op dat brik van mij.
Nietsvermoedend op dat zadel moet zijn gaan zitten, er half afglijdend, bijna op zijn gezicht gaand.
Maar niet heeft kunnen stoppen, omdat hij natuurlijk wel een fiets aan het jatten was en hier dus als de wieswiedeweerga weg moest zien te komen.
Zo zie ik nu mijn autoradiodief voor me, hoe hij tevergeefs met dat ding van heler naar pandjeshuis zal lopen te zeulen.

We schudden nog even door.
Er valt bij mij werkelijk niets te halen.
Des te grappiger is het wanneer ze dat dan toch proberen.
Ik zie wel dat mijn Snickers er nog ligt.
Die heeft hij dan weer niet gevonden, de sukkelaar.
Dat wordt echt niks met die jongen.




 











woensdag 19 juni 2013

Festivalschrijfstress

Afgelopen zaterdag vond het Naked Song Festival plaats in het Muziekgebouw in Eindhoven.
Een middag, avond en laat-in-de-avond gevuld met Singer/Songwriters.
Klein, groter en groot genoeg om eigenlijk niet meer in het hokje Singer/Songwriter te passen.

En ik deed mee aan het "Live verslag", voor 3voor12/Eindhoven.
Wat inhoudt dat je (in mijn geval drie keer) een concert gaat bekijken, vervolgens direct achter je laptop kruipt en zorgt dat je binnen anderhalf tot twee uur een vlot leesbare recensie paraat hebt die vrijwel meteen online gaat.
En dat in een openbare ruimte, ongeveer twintig meter van één van de podia verwijderd.
Omringd door festivalbezoekers.
Aan een tafel met mede-schrijvers, fotografen en redacteurs die uiteraard met elkaar praten en lachen.

Normaal gesproken schrijf ik thuis.
Als ik helemaal alleen ben, gordijnen gesloten.
Ik verdraag geen mensen om me heen, geen gepraat.
Geen muziek, dat neemt teveel ruimte in, in mijn hoofd.
Alles moet leeg en stil zijn, zodat ik alleen maar mijn woorden heb en niets meer dan dat.
Voor een muziekrecensie bereid ik me voor.
Ik lees en luister me in, schrijf vast wat kenmerken op.
Tijdens het concert maak ik aantekeningen, omdat er vaak al vanalles tevoorschijn komt borrelen.
Dingen die ik wil noemen en niet wil vergeten.
Daarna ga ik slapen, sta ik op tijd op en ga ik aan de slag.
Soms moet ik opstaan en iets anders gaan doen, heel even.
Soms loop ik vast en moet ik een uurtje afstand nemen van de tekst.
Uiteindelijk, na het nodige gepuzzel en geworstel, begint mijn stuk echt vorm te krijgen.
En na een laatste half uurtje frummelen aan details ben ik dan zover om hem te verzenden.
Om afstand te doen van mijn laatstgeborene.
(Overigens geldt dit niet voor mijn overige blogverhalerijen.
Die leven meestal al bijna compleet in mijn hoofd.
En hoeven zich alleen nog maar een weg naar buiten te banen.
Via mijn vingers vloeien ze de wereld in.)

Dit wetende is het wellicht enigzins voor te stellen hoe "uitdagend" het voor me was om verslag te doen voor Naked Song.
Ik heb het schrijven zelf ervaren als een worsteling, een ware kwelling.
Tot de laatste letter wilde ik weg, rennen, vluchten.
Tot het moment dat ik het verzond en dan was ik blij en opgelucht.
Want wat was het interessant om te doen, zo totaal tegen mijn gewoontes in te werk te gaan.
Door moeten gaan, want het moet af.

De ultieme uitdaging voor een ras-uitsteller zoals ik.

Het waren drie keiharde keutels, maar ze zijn er uit.
Wil je ze lezen?
Mag wel hoor, ben er best heel tevreden over.

Lees hier over Ken Stringfellow & Guests
Lees hier over Ad van Meurs
Lees hier over Xavier Rudd

Volgend jaar weer...!






dinsdag 14 mei 2013

Maar ondertussen

Aan de vrouwen in de zaal.
De veertig plus-"dames" met hun echtgenoten.
Die boos worden wanneer je te dicht bij ze komt staan.
Die samen gaan scholen om je schaamteloos uit te kafferen en weg te sturen.
Die hun plekje voor het podium als hun territorium, hun bezit zien.
Omdat ze er eerder stonden dan jij.
Aan de vrouwen die hard in je arm knijpen omdat je een vreemde indringer in hun groep bent.
Aan de vrouwen die van binnen zo lelijk zijn geworden.
Aan de vrouwen van het zure, vervelende soort.

Is het omdat jullie geen concerten gewend zijn?
Omdat jullie denken hier net zoveel zicht te kunnen hebben op het podium als voor de TV, vanaf de bank?
Hoe zijn jullie zo gefrustreerd geraakt, wat is de achterliggende reden?
Is het omdat jullie normaal gesproken de deur niet meer uitkomen?
Omdat jullie "Goede Tijden" anders missen?
Omdat jullie echtgenoten liever naar Studio Sport kijken dan naar jullie?
Omdat jullie nooit meer eens goed alle hoeken van de slaapkamer te zien krijgen?

Zijn jullie daarom zo geworden zoals jullie zijn?

Jullie herinneren mij eraan waarom ik zelden grote concerten bezoek.
En waarom ik liever midden achter sta dan vooraan.
Ik hoop dat jullie hebben genoten van Joe Cocker.
Nare, nare vrouwen.
Deze is voor jullie.

"Joe Cocker in Klokgebouw: spastisch fantastisch"


 
Foto: Hanneke Wetzer ©
 








maandag 6 mei 2013

Muzikale Bijbedoeling

En zo rol ik onverwacht de muziekwereld wat verder binnen.
Een schrijversmedium waarin ik nog niet bekend ben, maar dolgraag in wil leren.
Benieuwd hoe mijn schrijfsels zich binnen dit vlak zullen ontwikkelen, trots op mijn nieuwe stap en blij met de tot nu toe zeer leuke reacties, presenteer ik u mijn allereerste concertrecensie:

"Hello, I'm Tommy Cash"







































Foto: Hanneke Wetzer©



vrijdag 26 april 2013

Kill your Darlings

Er was eens een man die een vogelhuisje voor mij bouwde.
Er zat geen deurtje in, hij wist niet dat dat moest.
Daardoor zou je het verlaten nestje niet kunnen verwijderen.
En zou er na het eerste nest dus nooit een nieuwe in komen.
Je kon er maar één keer in, in dat huisje.
Daarna nooit meer.

Toen ik hem ontmoette, leek alles heel vrij tussen ons.
Alles wat op binding leek, benauwde mij direkt.
Dus vrijheid, blijheid was de deal.

Maar hij vond mij leuk.
En toen leuker.
En toen leukst.
En hij sprak het uit.
En nog eens.
En nog eens.

Ik kreeg de kans niet.
De tijd niet om hem voorzichtig toe te laten.
Op mijn eigen tempo.
Mijn gebroken, dichtgelijmde hart weer open te stellen.

Hij bouwde een vogelhuisje.
Helemaal zelf, voor mijn verjaardag.
Met dakpannetjes, stuk voor stuk erop genageld.
Zoveel moeite heeft geen enkele man ooit voor me gedaan.
(Behalve mijn vader, die nog altijd mijn fietsband zou plakken.
Als ik dat zou vragen.
Wat ik natuurlijk niet doe.
Ik ben immers 34...
Maar dat terzijde.)

Ik ben weggerend.
Omdat ik geen adem meer kreeg.
Omdat ik een deurtje nodig had.
Zodat ik altijd weg kon vluchten.
Een nieuw nest kon bouwen, wanneer ik dat wilde.

Het huisje staat nog steeds op mijn tuintafel.
Ik heb het geen goede plek gegeven.
Zo zal er nooit een nest in komen.
Het zal altijd leeg blijven.
Er zal dan ook nooit iets uitvliegen.
En ik zal nooit weten wat ik mis.

Ik houd mezelf voor dat het minder pijnlijk is om alleen te zijn,
dan om steeds weer opnieuw alleen gelaten te worden.
Maar ondertussen denk ik regelmatig:
Heb ik mij vergist?
Als ik niet zo overspoeld was met liefdesverklaringen.
Als hij voorzichtiger met me was geweest.
Als ik niet zo bang was geweest om in een huisje terecht te komen,
zonder deur.
Was ik dan gebleven?
Zouden we dan nog samen zijn vandaag?

Schrap ik niet af en toe teveel goeie dingen weg...?








donderdag 25 april 2013

Schaamkaars

Een goedkoop, monotoon melodietje komt eruit.
Happy Birthday, niet erg hard maar schel genoeg om het van behoorlijke afstand nog te kunnen horen.
Zo'n kaarsje met een liedje erin, voor op een verjaardagstaart.
Hij hangt daar, in de Albert Heijn en mijn dochter is bijna jarig.

"Druk hier" staat er.
En nieuwsgierig als ik ben...
Want ja, ik wil wel weten wat ik eventueel in huis haal natuurlijk, voor die €1,39.
Ik heb direkt spijt.
Het melodietje knarst uit de schappen de winkel in.
Gaat dat geluid ook vanzelf weer uit?
Ik hang hem gauw terug aan zijn haakje.
Komt niet van mij hoor!
Stopt hij nou vanzelf of hoe is het...
Moet je dan gewoon nog een keer drukken...
Ai, nee dus.
Niet alleen begint hij doodleuk opnieuw, ook druk ik per ongeluk op het kaarsje dat achter hem in de rij hangt.
Deze begint op zijn beurt enthousiast mee te doen.
Samen hangen ze daar, alsof ze het expres doen, uitgelaten door elkaar heen te blèren.
Oorverdovend lijkt het inmiddels.

Mijn wangen beginnen wat warm aan te voelen.
Weg hier...!
Ik draai me zo nonchalant mogelijk om en begin hun richting uit te schuifelen.
Langzaam, quasi onverschillig, want ik heb dat natuurlijk niet gedaan.
Op die stomme kaarsjes gedrukt.

Bij de soepen hoor ik dat er eentje opgehouden is.
De ander gaat nog even lekker een coupletje door.
Bij de koffie hoor ik hem nog steeds.
Bij de chips moet ik mijn oren echt spitsen.
Ik denk hem nog steeds te horen, maar ik weet het niet zeker.
Het kan ook verbeelding zijn.

Mijn God, ik voel me weer helemaal kind.
Wanneer je iets hebt gedaan wat niet mag en je durft het niet te vertellen.
Omdat je denkt dat het best erg is, terwijl dat eigenlijk hartstikke meevalt.
Zo vervolg ik mijn weg door de winkel.
Wat had ik ook alweer nodig...
Hoor ik hem nog?
Pfff...
Niks tegen mama zeggen.




zondag 21 april 2013

Het lukt niet

Schrijven niet.
Begrijpen niet.
Leven niet.

Dikke mist in mijn hoofd.
Het lukt niet.

Maar het komt wel weer goed.
Het komt namelijk altijd goed.
En de mist begint al weg te trekken.

Dus nog even geduld alsjeblieft.
Want het lukt even niet.
Misschien morgen.
Dan is er weer een dag.
Weer een kans.


donderdag 28 februari 2013

Zorgeloos

Ze staan in een kleine kring, met zijn vijven.
Donkere, golvende haren tot over de schouders.
Lange, zwarte jassen met metalen versierseltjes eraan.
Zware schoenen en onvolgroeide sikjes.
Ik schat ze rond de 20 jaar.

Terwijl ik sta te pinnen hoor ik ze praten.
Over waar ze wonen en hoe weinig ze betalen.
Het lijkt erop dat het een soort wedstrijdje is.
De één heeft het steeds net iets beter voor elkaar dan de ander.
Eén van de jongens neemt het hoogste woord.
Hij woont namelijk nog thuis.
Hij betaalt dus niets, want zijn ouders vragen geen bijdrage.
Ze doen zijn was en boodschappen, er wordt voor hem gekookt.
Zo schept hij op en op, want hij is natuurlijk het voordeligst uit van iedereen.

Totdat één van zijn vrienden opmerkt dat dat toch ook wel zijn nadelen heeft.
Want wat als je straks op jezelf gaat wonen?
"Dan ben je helemaal niks gewend om zelf te doen.
Ben je nergens op voorbereid..."
De jongen valt stil.
Daar heeft hij even geen antwoord op.

Terwijl ik mijn zelfverdiende centjes inpak glimlach ik.
Geniet er nog maar even van, jongen.
Want de gemakkelijkste tijd van je leven is bijna voorbij.
Helaas beseffen we dat meestal pas achteraf.




woensdag 27 februari 2013

Contrast

Als ik deze ochtend kom aanrijden in mijn straat, staat er een grote bestelbus voor de deur.
Hij is van de thuiszorg en ik kan er nog net voorlangs om in te parkeren.
De bestuurder staat grijnzend naast zijn wagen toe te kijken.
Dat komt omdat ik zo'n leuke auto heb.
Tenminste, dat blijkt telkens.
Mijn oude Renaultje 4 brengt bij veel mensen nogal wat nostalgische gevoelens boven.
Overal waar ik kom grijnzen mensen naar me zoals hij dat nu doet.
En krijg ik leuke opmerkingen en verhalen over "mijn eerste auto, was er ook zo één!" of "mijn vader had die ook!"
Zo wederom deze ochtend.
Ik vind het altijd wel gezellig.
Mijn koekblik bezorgt mensen een vrolijk moment en dat voelt goed.
Hij gluurt naar binnen en lacht naar de schakelpook.
Die zit midden voor in het dashboard.
Prachtig vindt hij het, hij maakt een "ouderwetse schakelbeweging" naar me en ik lach terug.

Zijn collega heeft ondertussen bij mijn bejaarde buurvrouw aangebeld.
Ze komen het bed brengen voor haar man.
Voor in de woonkamer, want lopen gaat niet meer.
Als ik haar vraag hoe het gaat schudt ze haar hoofd.
De woorden "uitzaaiingen in de rugwervel" doen mij uit ervaring beseffen dat mijn vriendelijke buurman in zijn slechtste stadium beland is.
Het zal niet lang meer duren en zij weet het ook.
Daar staan we, allebei met tranen in de ogen, tegenover elkaar.
Haar levensgezel gaat binnenkort dood.
Na 55 jaar samen gaat ze straks achterblijven zonder hem.
Het breekt mijn hart als ik haar zo ontredderd zie staan.
Achter ons langs worden bed-onderdelen naar binnen gesjouwd en in elkaar gezet.
Door twee aardige kerels, die mijn auto leuk vinden en straks aan de koffie gaan.
En dan naar het volgende adres.
Zou de grijnzende thuiszorger zich weleens afvragen hoeveel sterfbedden hij al afgeleverd heeft?
Daar moet hij maar niet te vaak bij stilstaan.






maandag 4 februari 2013

De man die snot schoot

Erg.
Met een mand vol boodschappen fiets ik over de Kruisstraat, op weg naar huis.
Een oude man rijdt in tegengestelde richting en is een paar meter van mij verwijderd,
wanneer hij even naar rechts buigt met zijn bovenlijf.
Zijn vinger op zijn linker neusgat zet.
En de inhoud van zijn rechter met een flinke snuif naar buiten schiet.
Met zijn bejaarde blik op nul fietst hij rustig verder.
Zich totaal niet bewust van zijn onpasselijk makende aktie.

Erger.
Een paar maanden geleden.
Ik sta stil voor een stoplicht, met één dochter achterop en één op haar fiets naast me.
Vlak schuin achter ons zie ik vanuit mijn ooghoek, hoor ik vanuit mijn oorhoek, een snuitgeluid.
Snotschieterij, in de wachtrij voor het stoplicht.
Met ons op een halve meter afstand.
Ik kijk om en constateer tot mijn stomme verbazing dat het hier een vrouw betreft.
Een oude weliswaar, wil misschien toch iets zeggen.

Ergst.
Een jaar of tien geleden.
Ik ben zwanger van mijn eerste dochter.
In een vroeg stadium en enorm gevoelig voor van alles en nog wat.
Sterke geuren en smaken kunnen mij op slag misselijk maken.
Maar als ik op een middag door de stad wandel en een kerel zich recht voor mij even ontdoet van zijn neusinhoud, midden op straat, merk ik dat ook dat op mijn maag werkt.
Ik zie die lange, groene fluim uit zijn gezicht schieten.
Vlak voor mij kletst het neer op de tegels.
Hij wandelt verder, laat zijn lichaamsslijm met een gerust hart bij mij achter.
Terwijl ik daar sta te kokhalzen, midden op straat.

Die laatste man was overigens niet oud, maar ik denk toch dat bovenstaande drie personen iets gemeen hebben.
Het is niet persé een mannending, blijkbaar zijn er ook vrouwen die dit doen.
Maar ik denk dat ze alledrie alleen wonen.
En niet zomaar alleen, maar al behoorlijk lang alleen.
Als je lang alleen woont ontwikkel je soms gewoontes die je beter voor jezelf kan houden.
Die ontstaan omdat er nooit iemand in huis is die jou op je onsmakelijke gedrag aanspreekt.
Dan moet je uitkijken dat zo'n gewoonte er niet af en toe per ongeluk "en plein public" uitkomt.
Letterlijk, in dit geval.

Ik heb gelukkig mijn kinderen.
Wij wijzen elkaar op nare gewoontes.
Maar wat nou als ze straks het huis uit zijn?
En ik er alleen voor sta?
Laat mij dan geen snotspuitster worden, in hemelsnaam.
Zo iemand die totaal geen notie meer heeft van hoe ze overkomt op anderen.
Helemaal in haar eigen wereld leeft en zich in haar medemens niet meer interesseert.
Ik schrijf het nu vast op.
Ik word geen snotspuitster.
Ik trek mij iets aan van anderen.
Voor altijd.

Snif.







woensdag 30 januari 2013

La dolce vita


Het is een zwaar bewolkte namiddag in Rome.
Regen klettert eindeloos op de eeuwenoude straatstenen.
De jonge vrouw heeft zich warm aangekleed.
Ze draagt een paraplu.
Met stevige passen loopt ze door een smalle winkelstraat, die uitkomt aan de Campo de' Fiori, waar de bloemenmarkt net ten einde loopt.
De kasseien vormen kuilen en hobbels door al die miljoenen stappen die er al op gezet zijn.
Haar schoenen zijn niet waterdicht, ze baant zich een weg en probeert de vele plassen te omzeilen.

Hij staat in de deuropening van zijn winkel, wanneer zij hem passeert.
Zijn oog valt op haar, zij kijkt dromerig voor zich uit en merkt niet op hoe ze hem fascineert.
Hij wil met haar praten, besluit haar te volgen.
Dus steekt hij zijn paraplu op en loopt met haar mee.
Ze heeft hem nog altijd niet opgemerkt, hij houdt wat afstand.
Wachtend op het juiste moment om haar aan te spreken.
Als ze het marktplein bijna voorbij is waagt hij het erop.

In dromen verzonken wandelt ze door de regen als ze plotseling zijn stem hoort.
Wanneer ze opkijkt loopt hij naast haar, verschijnt zijn gezicht vanonder zijn paraplu.
Een lange, slanke jongeman kijkt haar vriendelijk aan.
Zijn ogen hebben dezelfde zeegroene kleur als de hare.
Ze staan stil, tegenover elkaar.
Voorzichtig vraagt hij waar ze vandaan komt, waarheen ze gaat.
Ze is gecharmeerd van zijn moed, om haar zomaar te benaderen.
Het verbaast haar niet dat hij haar mee vraagt voor een drankje.
Thee, het klinkt zo schattig en onschuldig.
Het is maar koud en nat en ze heeft de tijd, dus waarom eigenlijk niet?
Dus stemt ze in en wandelen ze samen verder.

De ruimte is warm ingericht, met zachte banken en sfeervol licht.
Het lijkt een soort oud klooster, verbouwd tot bar.
Ze praten, stellen elkaar vragen, leren elkaar kennen.
Hij is Joods en gelooft in de hemel.
Zij gelooft in haar goedheid en vindt dat voldoende.
Ze zegt dat hij dus niet met haar mag trouwen.
Hij lacht en schudt zijn hoofd.
Ze drinken thee.
Ze vinden elkaar leuk.
Soms valt het gesprek even stil en vangen hun blikken elkaar.
Soms raakt hij haar zachtjes aan, of veegt hij een lok uit haar gezicht.
Soms kussen ze elkaar, hij had gevraagd of het mocht.
Ze vond dat het mocht.

Het is twee uur later als ze afscheid nemen.
Hij moet terug naar zijn winkel, zij heeft een afspraak met vrienden in een bar.
Buiten is het inmiddels donker, de regen stroomt nog altijd door.
Rome lijkt natter dan ooit, maar het geeft ze niet.
Een stukje lopen ze met elkaar op.
Wijst hij haar de kortste weg.
Na een laatste kus zeggen ze gedag.

Ze kijkt nog één keer om.
Hij ook, ze lachen en zwaaien naar elkaar.
Dan loopt ze door, op weg naar de bar.
Waar vrienden haar verwachten.
Waar haar leven, dat zojuist twee uren stil heeft gestaan, gewoon weer in gang wordt gezet.
Alles is nog precies zoals het was.
Alleen in haar hoofd is het even anders.
Verwonderd over de onverwachtheid van sommige belevenissen.
En de magie die kan ontstaan als je je mee durft te laten voeren door het onbekende.
Waardoor ze zich soms voelt als in een film, een boek, heel even.
Ze besluit dat ze van haar leven houdt.
En stapt in een diepe plas.



















zaterdag 26 januari 2013

Eeuwige frons

Ze staat voor mij in de rij bij Gate 4.
Klein, donkerbruine huidskleur, lange, zwarte krullen.
Mooi vrouwtje om te zien, op zich.
Fijn gebouwd met mooie, ronde billen.
Zo sta ik haar te observeren, in mij op te nemen.

Niet omdat ik verder niets te doen heb daar in die zoveelste wachtrij naar Rome.
Maar ze fascineert mij enorm.
En dan is er met name één onderdeel van haar dat mij er zwaar toe verleidt om in een staar te vallen.
Dat kinderlijk ongegeneerde aangapen, ik heb de neiging daartoe nogal eens en ik merk dat ik mij in dit geval echt moet inhouden.
Mijn ogen zetten zich steeds weer vast op dat ene punt.
Haar wenkbrauwen.
Tenminste, als je dat wenkbrauwen mag noemen.
Want mijn God.
Ze staat dichtbij, dus ik kan zien dat ze boven haar ogen van nature nauwelijks beschikt over beharing.
Het is dus niet zo dat ze zelf de hele boel heeft weggeplukt, geloof ik.
Nee, ze heeft ze gewoon niet.
Wenkbrauwen.
Ze wilde ze wel heel graag hebben.
Dus is ze zelf aan de slag gegaan.
Met zwarte verf, eyeliner, zoiets, heeft ze twee lange, zwarte strepen getrokken.
Ze glanzen een beetje en ze lopen veel te ver door.
En het ergste is, dat ze ze niet op de oorspronkelijke plek heeft gezet.
Maar zeker anderhalve centimeter erboven, waardoor je de randen van haar oogkassen duidelijk ziet liggen.
Ze is ook niet echt in staat om ze te bewegen.
Haar substituut wenkbrauwen staan in een vorm die haar gezicht in permanente staat van verbazing zet.
Een soort verwarde, Afrikaanse Pierrot.

Ik kan niet stoppen ernaar te kijken.
Hoe.
Kun je zoiets doen.
Hoe kun je jezelf in Godsnaam zo toetakelen, in de spiegel kijken en vervolgens vinden dat het goed is?

"Zo, ik zie eruit."
Jazeker.
Je ziet eruit.





zondag 13 januari 2013

Vluchtpoging

Pianoles is klaar en we wandelen naar huis.
Nu proberen we te vliegen.
Hand in hand, tegen beter weten in.
Een korte aanloop, aftellen en gaan!
De koude, grijze stoep laat ons steeds weer even los.
Maar telkens veel te kort.
Soms lijkt het te lukken.
Voelt het alsof we net iets langer in de lucht blijven hangen.

Wat is het zwaar als je dan weer neerkomt.
Als je voelt hoe je onvliegbare lijf weer op die harde aardbol dreunt.
We kunnen het niet, vliegen.
Hoe graag we ook willen.
Ik denk aan Elliot, hoe hij met E.T. voorin zijn fietsmandje
zó de hemel in crosst.
Voorbij de maan en weer terug.
En ik wens heel even dat ik in een film leef.
Waarin alles kan, wat je ook maar verzint.

En dan lukt het.
Bij de laatste aanloop raken onze voeten los van de tegels.
Stijgen we op tot hoog boven de daken.
Scheren we over Oud-Woensel als een stel woeste kraaien.
Pianoles is niet gebeurd.
Ons huis bestaat niet.
Het enige wat we hebben is het nu.
Nu en de lucht en al die ruimte om ons heen.
Even helemaal weg, van alles en iedereen.
Zo cirkelen we richting ons nest.
Strijken we zachtjes neer.
Om thuis te komen.
Met onze zware, niet vliegende mensenvoeten.

Mijn dochter rent naar haar buurmeisje.
En ik ga koken.
We eten notenrijst vanavond.


















Foto: Jan von Holleben




woensdag 9 januari 2013

Droomkerel




Wat gaat er in Godsnaam in zijn kop om.
Gáát er iets in zijn kop om.
Op het moment dat hij op deze manier naar me kijkt.
Met een blik die een soort verwachting uitstraalt,
maar tegelijk ook zo leeg is.
Een inhoudsloze blik.
En hij kijkt naar me alsof hij wacht tot ik het voor hem invul.
Die leegte van hem.

Het is avond, we zijn alleen, hij en ik.
Ik wil schrijven, dus zit ik aan tafel.
Hij kan daar niets mee.
Hij wil op de bank, met mij.
Een beetje hangen, wat knuffelen, misschien in slaap vallen.
Heerlijk hoor, zo af en toe.
Maar niet nu.
Ik wil schrijven, dus laat me.

Nu staat hij in de kamer naar mij te staren.
Al zeker een half uur.
Af en toe verplaatst hij zich.
Naar de keuken, of bij de verwarming.
Onder de tafel.
En hij wacht.
Op mij.
Op iets van mij.
Het werkt mij lichtelijk op mijn zenuwen.
Ik moet er een beetje van zuchten.

Mijn kerel is leeg.
Hij denkt niet.
Hij bestaat gewoon alleen maar.
Hij is.
En daar is alles mee gezegd.

Wat moet ik met zo'n vent.
Het is dat hij hier bij me woont.
Anders had ik hem naar huis gestuurd.