vrijdag 31 augustus 2012

Naast de boom pissen

Het is het mooiste park dat we hebben in Eindhoven.
Het Philips de Jong Park.
Vernoemd naar de vrouw van Anton Philips, wat toch wel schattig is.
(Overigens kwam er later nog een park bij dat naam van Frits Philips' echtgenote draagt.
Die wilde misschien ook persé...dat vind ik dan weer minder schattig.
Het is ook een beduidend minder mooi park.
Maar dat terzijde.)

Anton heeft het park vernoemd naar zijn grote liefde.
En eigenlijk is het qua uiterlijk ook echt een liefdespark.
Met prachtige bomenlanen en grindpaden die sierlijk rond gezellige picknickvelden kronkelen.
Gigantische rodondendrons die in alle kleuren bloeien in het voorjaar.
Overal bankjes om op te tortelen.
En het mooiste van alles, zijn de namen.
Als je over de paden wandelt kom je ze in bijna elke bast tegen.
Namen van liefjes, voor hun liefjes.
Meestal met een hart erbij.
Ze zijn vaak zo oud dat je ze bijna niet meer kan lezen.
Maar af en toe verschijnt er ook ineens weer ergens een verse.
Ik heb eens een hele wandeling foto's lopen maken van al die basten met boodschappen.
Het heeft iets oubollig romantisch, namen in basten kerven.
Ik vind het prachtig.
Ooit doet iemand dit voor mij, misschien, wie weet.

Maar toch.
Ik kom er meestal in het begin van de middag.
Het is er altijd rustig, je komt niet veel mensen tegen.
Her en der een klein clubje wandelende Philips-werknemers in hun lunchpauze.
Soms een mens-met-hond.
Of een mens-zonder-baan-maar-met-enkel-nog-bier.
Af en toe een tortelend stelletje op een bankje.
En daar zit nou mijn "maar toch".
Want je zou denken dat dat hier goed past, tortelende stelletjes.
In dit liefde-overgoten park.
Maar ik heb zo mijn donkerbruine vermoeden dat deze stelletjes hier niet voor niets komen.
Het park is een uitgelezen plek om in stilte samen te zijn.
Zonder dat je de kans loopt om iemand tegen te komen die je kent.
Dat vermoeden wordt naar mijn idee keer op keer bevestigd.
Op het moment dat één van de twee in de gaten krijgt dat er iemand langs komt wandelen.
Een schichtige blik mijn richting in.
Kennen we haar?
Pfff...nee.

In mijn persoonlijke volksmond noem ik het hier dan inmiddels ook al geruime tijd het Vreemdgangerspark.

Ik groet ze altijd vriendelijk hoor, de bedriegers.
Wat kan mij het schelen.
Maar toch, denk ik altijd wel even, wanneer ik glimlach en doorloop.
Ik heb jullie wel door.
Stouterts.


 

donderdag 30 augustus 2012

Leeuwin

It is that look of the lioness to her man across the Nile

Wanna feel my heart break, if it must break, in your jaws
Want you to lick my blood off your paws

You can't get here fast enough
I will swim to you


(Songs:Ohia - The Lioness)


Mijn klauwen worden steeds weer aangezien
voor zachte, warme armen.
De kracht van mijn kaken
wordt telkens als teder ervaren.

Steeds weer heeft hij te laat door
hoeveel bloed hij verliest.
Hoe hij langzaam ten prooi valt
aan mijn zucht naar gezelschap.

Ik wil best strelen,
maar mijn nagels zijn te scherp.
Ik wil best liefhebben,
maar mijn honger is te groot.

Wil ik overleven
dan hecht ik mij beter niet
aan mijn vangst.

In stukken laat ik hem achter
voel ik mij schuldig
maar ga ik door.

Een leeuw is nu eenmaal geen huisdier.






Illustratie: Klas Tauberman









zaterdag 25 augustus 2012

Slokop

Het grote park, waar ik zo graag kom met mijn hond.
Bij goed weer vermijd ik haar tegenwoordig, omdat de grasvelden dan bevolkt worden door picknickers.
Mijn vlekkenprins luistert doorgaans behoorlijk goed, zowel binnen als buiten.
Maar zodra er ergens iets eetbaars in het vizier is, slaat bij meneer spontaan de Oost-Indische doofheid toe.
Kleedjes op het gras, met mensen erop, betekent dat er iets te halen valt.
Dan speert hij er vandoor en is er niets wat ik kan doen om hem terug te lokken.

Deze zondag is het opvallend rustig in het park.
Niemand te bekennen, dus ik besluit het erop te wagen en wandel het park in.
Voor de zekerheid neem ik de bosachtige route die om de grasvelden heen loopt, om eventuele picknickers zoveel mogelijk te vermijden.

Het gaat heerlijk, ik kom niemand tegen, de krentenbol draaft vrolijk snuffelend en piesend om mij heen.
Hier en daar wat gras kauwen, ach ja, hij doet maar.
Af en toe even terugtrekken om achter in de bosjes een grote boodschap te doen.
Want ook een hond heeft daar blijkbaar wat privacy voor nodig, die van mij in ieder geval wel.

We zijn bijna aan het eind van onze wandeling als hij ze spot.
Ze zitten op een zeer ongebruikelijke plek, ik zie daar normaal nooit mensen zitten.
We zijn toch eigenlijk de grootste gevarenzone allang voorbij.
Het gaat erg snel ineens, zodra ik ze zie zitten is het eigenlijk al te laat.

Mijn monster gallopeert op hen af, het is een jong stelletje.
Ze staan op, dus hij heeft nu de volledige vrijheid.
Een plastic zak met daarin twee onbesmeerde, harde broodjes worden in de bek genomen.
Het kost wat tijd om dat weg te werken natuurlijk en daar komt de bazin al aan, wegwezen dus.

Ik ren op hem af.
Hij ziet mij, maakt een bokkesprong en draaft een paar meter van mij vandaan.
Ondertussen schrokt hij door.
Ik loop op hem af, wederom een bokkesprong en weg is hij.
Weer een paar meter verder en weer schrokken.
Het broodgevaarte is te groot om te kauwen, als een slang die zich op een konijn stort staat hij het hele geval in één keer naar binnen te slokken.
Met plastic zak en al.
Ondertussen werpt hij mij een alleszeggende blik toe; "Ik weet dat ik dit niet mag, maar je krijgt me toch niet te pakken en ik heb de consequenties er graag voor over dus naanananaanaah..."
Woedend word ik ervan.
Ik weet inmiddels dat hij niet bij mij zal komen voordat hij alles tot de laatste hap naar binnen heeft gewerkt.
Maar tegen beter weten in, ga ik achter hem aan.

Het stelletje kijkt wat beduusd toe hoe ik in mijn gestippelde zomerjurkje, scheldend en tierend achter mijn dartele allesverslinder aan ren zonder hem te pakken te krijgen.
Het lukt hem om de hele zak met broodjes weg te slikken, ongelooflijk.
Bij het wegwerken van de laatste slok komt hij op zijn onmiskenbare manier, rustig op me afgesjokt.
Hij heeft gewonnen.

Duizend excuses aan het stelletje.
Het geeft niet, ze hoefden die broodjes toch al niet meer.
Ze kunnen er wel om lachen.
Ik niet.
Ik schaam me, en dat heb ik niet snel.
Maar ik schaam me.
Mijn hond heeft me wederom eens flink voor aap gezet.
Ik kan hem wel wat doen, maar dat heeft geen zin.
Dus ik lijn hem aan en drentel met hem het park uit.
"Morgen gaat 'ie op Marktplaats hoor", zeg ik nog.

Gelukkig haat ik hem morgen al lang niet meer, dus daar hoeft mijn trouwe vriend niet bang voor te zijn.
De plastic zak trouwens, daar is nog altijd niets van vernomen.






donderdag 9 augustus 2012

Hotel Misérable

De kamer die ik hier in Parijs voor twee nachten krijg toegewezen, overtreft alles.
Ik dacht dat ik in Rome de ultiem waardeloze ruimte had gevonden, maar vergeleken met mijn huidige onderkomen was dat een pareltje.
'Hotel de Marseille' heet het en er staat een ster bij.
God, Joost of wie dan ook mag weten waar ze die ster aan verdiend hebben.
Er is werkelijk, en dan overdrijf ik niet, werkelijk niets in dit hotel te vinden dat niet tot op de draad versleten is.
Oké, het beddengoed is schoon en dat is het belangrijkste wat mij betreft.
Gelukkig kan ik er ook juist wel de humor van inzien, om op dit soort plekken terecht te komen.
Dat moet ook wel, want allemachtig.
De trap, bekleed met iets dat ooit rode vloerbedekking was maar waar de gaten al ruime tijd geleden ingevallen zijn, leidt mij drie verdiepingen omhoog.
De vaalroze muren zijn op veel plekken bijgewerkt met veegjes witte latex.
De deur opent zich stroef, met een ouderwetse loper.
En daar is mijn kamer.
Een hard bed met vergeelde lampjes erboven die nog amper in de muur blijven hangen.
Geen eigen toilet of douche, die bevinden zich op de gang.
Een bidet...dat dan weer wel.
Een wastafel die niet goed doorloopt en een los zittende kraan die nauwelijks reguleert.
Als je erboven hangt kan je soms ruiken dat mijn voorgangers niet allemaal even gemotiveerd zijn geweest om naar de overloop te gaan voor hun kleine behoeften.
Het behang is een vergeelde verzameling ezelsoren.
Het gordijn hangt nog met enkele haakjes aan de los zittende rails.
Als ik het open schuif zie ik een kozijn dat nooit een verse schuur- en schilderbeurt heeft gehad.
De verbladderde omlijsting van een klassiek uitzicht op een blinde muur, zo'n anderhalve meter van mij verwijderd.
Kortom, alles is oud, verkleurd, verwaarloosd en lelijk.
Alles.
Maar ik heb onderdak.

Het is gitzwart, zo donker om mij heen als ik om kwart over twee wakker word van harde stemmen en gebons op de kamerdeur naast mij.
Ik kan het maar half verstaan, maar het komt er geloof ik op neer dat de kamerbewoner voor de zoveelste keer iets heeft gedaan wat niet door de beugel kan.
Dat het nu genoeg is.
En dat hij op moet sodemieteren, morgenochtend vroeg.
Er volgt een ruzie.
Roepen, brullen zelfs.
Gestommel en geschuif met meubels of koffers.
Klaarwakker lig ik in bed, in het pikkedonker.
Ik kan er niets van gaan zeggen, lijkt me onverstandig.
Dan wordt het brullen nog luider en klinkt er gebonk, een flinke val tegen de muur waar ik naast lig.
Er wordt gevochten, ik zie voor me dat ze samen over de grond rollen.
Straks rollen ze nog zo door dat dunne muurtje heen, mijn kamer binnen...
Inmiddels ben ik aardig verstijfd.
Wat moet ik doen.
Moet ik iets doen.
Ik durf niet eens het licht aan.
Niks doen, stilhouden.
Afwachten.
Er wordt weer geschreeuwd.
En nog eens geknokt.
Straks valt er nog een dooie...

En dan heeft mijn andere buurman, die ik eerder op de avond nog luidkeels had horen snurken, er genoeg van.
Hij opent zijn deur en begint te roepen.
Dat dit een hotel is.
Dat hij probeert te slapen!
Dat hij wil dat het ophoudt, anders belt hij de politie.
"Ca suffit, eh! CA SUFFIT!!!!"

Het wordt rustiger aan de andere kant.
Langzaamaan zakt het volume van de mannenstemmen en gaat het over in normaal praten.
En dat vind ik nog het meest vreemde van het hele voorval.
Want hun conversatie gaat nog een tijdje door zo, klinkt als een gewoon, rustig gesprek.
Ik stel me voor dat ze er een potje kaarten en een sigaar bij hebben genomen.
De kamerbewoner wordt er niet meer uitgewerkt, hij mag kennelijk toch blijven.
Terwijl ik me verontwaardigd voorneem om morgen een klacht in te dienen en een ander hotel te zoeken, lukt het me om in slaap te vallen.

Het is spannend om in een stad aan te komen en nog niet te weten waar je die nacht zal slapen.
Je komt op die manier in de meest onverwachte situaties terecht.
Ik stel geen hoge eisen aan mijn hotels, had eigenlijk gewoon als stelregel dat het in elk geval schoon moet zijn.
Nu is daar één puntje bij gekomen.
Veiligheid.
Ik wil me veilig kunnen voelen.



 

maandag 6 augustus 2012

Niets

Geen telefoon.
Geen internet.
Geen mogelijkheid om te schrijven, omdat mijn ondergrond teveel schommelt.
En omdat er continu gepraat wordt om mij heen, door 5 mannen, in een taal die ik maar half kan volgen.
Hierdoor ben ik gedwongen om iets te doen wat totaal niet in mijn systeem zit:
Niets.
Helemaal.
Niets.
Mijn dagen rollen ontspannen voort.
Van wakker worden naar koffie drinken, van zwemmen naar opdrogen in de zon.
Van insmeren naar in slaap vallen, van eten naar nog eens zwemmen en, vooruit, nog eens een dutje doen voor het eten.
Wat heerlijk om me even helemaal over te geven aan dat niets.
Volgend jaar zal het wellicht anders zijn, dan ben ik uitgenodigd om samen met mijn meisjes te komen.
Maar ik kijk er nu al naar uit, want wat zal ik dit graag met ze delen.




zondag 5 augustus 2012

Zeebenen

Mijn evenwichtsorgaan is altijd al een vreselijk watje geweest.
Als kind werd ik steevast misselijk in de auto en nog steeds zit ik niet graag achterin.
Een wilde kermisattractie, daar doe je mijn maag absoluut geen plezier mee.
Het is zelfs zo erg dat ik niet al te lang op een schommelzitje kan blijven zitten, zonder licht onpasselijk te worden.
Zitten hè, zonder te schommelen...ik word er niet goed van.
Erg.

Dus als ik me laat overhalen om een paar dagen mee op een zeilboot te gaan, ben ik toch wel enigzins benauwd om wat komen zal.
Met vijf ervaren zeilers op een kluitje en dan ziek worden...ik zie mezelf al helemaal zitten.
Met mijn witvertrokken kop over de rand van de Pimenta, die prachtige Sardinische wateren volkotsend, mezelf voor mijn kop slaand want dit had ik toch Goddomme kunnen verwachten.
Maar het aanbod is te verleidelijk, het water rond Sardinië behoort volgens mijn Italiaanse gezelschap tot de mooiste zeeën ter wereld.

Misschien komt het doordat ik mezelf alvast in de ergst denkbare situatie heb voorgesteld?
Of omdat mijn bootgenoten mij gerust trachten te stellen met de wetenschap dat ook zij, maar zelfs de meest ervaren en beroemde zeilers ter wereld, nog altijd wel eens zeeziek worden?
Hoe dan ook, wat valt het ontzettend mee.
De eerste middag en nacht varen we nog niet echt, maar liggen we aangemeerd in een helderblauwe baai bij Santa Teresa Gallura.
Wel handig, want door al dat gedobber kan mijn lijf al goed wennen aan het constante bewegen van mijn ondergrond.
De volgende ochtend vertrekken we voor een overtocht naar Corsica.
De reis zal drie à vier uur gaan duren, afhankelijk van de wind.
Die staat behoorlijk stevig die dag, dus we varen gelijk vlot door.
Dat is toch even wat anders dan dobberen, merk ik aan mijn maag, die stilletjes aan begint te klagen.
"I'm gonna lay down for a while, ok..." kreun ik, terwijl ik mijn best doe om mijn evenwicht te bewaren als ik naar binnen klauter.
(Klauter.
Klauter.
Klauter.
Grappig woord eigenlijk.)
Ik ga op bed liggen, de moederlijke armen van Pimenta wiegen mij binnen een mum van tijd naar dromenland.
Als een baby, zo heerlijk slaap ik daar.
Als ik wakker word gemaakt zijn we ruim drie uur verder en ligt Corsica voor mij te lonken in de zon.
Ik voel me zalig.
We vinden een mooie baai met een rustig zandstrandje, waar we het anker uitgooien.
Hier dobberen, zwemmen, snorkelen, slapen, eten, hangen, zonnen, kletsen en lachen we de dag door.
Mijn lijf is blij, ik kan alles hebben.
De volgende ochtend besluit ik nog even een duik te nemen voordat we vertrekken naar Bonifacio.
Ik zwem naar het strandje, waar ik me op een rotsblok nestel om te drogen in de zon, te genieten van al dat moois om mij heen.

En dan begint alles te draaien.
Ik word licht in mijn hoofd en mijn maag kreunt zachtjes.
Hoe absurd.
Ik was hier al voor gewaarschuwd.
Als je een tijdje op een boot zit, went je lichaam aan die constante beweging van je ondergrond.
Zodra je je dan weer even op het vaste land begeeft, is dat weer een aanpassing.
Eentje die dus dezelfde lichamelijke reactie kan geven als andersom.
Landziek noemen ze het.
Ik had er nog nooit van gehoord, maar ik vind het hylarisch.
Om te constateren dat ik hier op dat strand zit en voel dat ik gewoon heel graag zo snel mogelijk weer terug op die boot wil zijn...
Als we in Bonifacio in de haven zitten, merk ik zelfs dat ik langzaan heen en weer zit te wiegen.
Bizar.

Nooit gedacht dat het zo zou gaan met mij, Sophie de zeilleek...
Dat ik van dat bootje zou gaan houden.
Het is dat ik na drie volle dagen tussen vijf kerels toch echt weer even mijn eigen ruimte nodig heb, anders zou ik blijven.
Zo lang als ik kon.

Ik heb mijn zeebenen ontdekt.
En ze dansen!


donderdag 2 augustus 2012

Hondsheet

Wat een verademing op deze gloeiende dag in Rome.
Water!
Een grote fontein vol.
Midden in een klein, verdroogd stadsparkje aan Via Arenula, waar de bankjes voornamelijk bezet worden door half ontklede daklozen.
De brede, betonnen rand van de fontein is bijna een meter hoog.
Ik klauter enigzins onhandig over de rand, eleganter gaat me dit niet lukken.
Onder toeziend oog van de thuisloze parkbevolking (vergeet ik dat ik een rokje draag, neem ik mij voor om op weg naar beneden straks de andere kant op te draaien met mijn benen en) laat ik mijn blote voeten in het verkoelende water zakken.
Zo.
En hier blijf ik voorlopig even zitten.
Want dit is verdomd zalig.
En dan krijg ik gezelschap.
Ik had hem al eerder ergens op straat zien zitten en nu is hij hier.
De zwerver met zijn roedel, 5 honden in diverse soorten en maten.
De Cane Corso kan het zelf, de labrador heeft een kontje nodig van de baas en de oude herder wordt opgetild, zo plonzen ze één voor één het water in.
De fontein is nu gevuld met mijn voeten en drie grote, zichtbaar opgeluchte zwerfhonden.
Ik ben vertederd.
Die man zorgt goed voor ze.
Hij leeft op straat en dit zijn zijn partners.
Zijn beschermers.
Maar vooral ook; zijn enige echt betrouwbare, onvoorwaardelijke vrienden.
De trouwe viervoeters kunnen nog net staan, zo bewegen ze zich traag en ontspannen voort in die grote, ronde kom.
Ze drinken wat, zwemwandelen rondjes en genieten.
De andere twee besluiten uit zichzelf hun bad te verlaten.
Maar de oude herder blijft nog even.
Als de baas het te lang vindt duren, duwt hij liefdevol plagerig zijn bejaarde, grijzende kop even onder.
Oude herder vindt het niet erg.
De man helpt hem over de rand, hij schudt zich nog even flink uit en niet veel later zijn ze vertrokken.
Pauze is voorbij, er is werk aan de winkel.
Als ik ze na een poosje nog eens tegenkom is hun dag weer in volle gang.
Zittend en liggend in de schaduw, met een briefje en een ondersteboven pet.
It's a beautiful, romantic, but hard knock life.

woensdag 1 augustus 2012

Gered

"Get ap!"
Ik kijk op, heeft hij het tegen mij?
Handgebaar erbij.
"GET AP!"
Ik krabbel omhoog van de gladde stationsvloer, terwijl ik hem een blik toewerp waarmee ik hoop uit te stralen dat hij, man in pak met belangrijk pasje op zijn borst gespeld, dat best op een beleefdere manier zou kunnen verzoeken.
Ook al ben ik slechts een arme, bezweette backpacker.
Maar dan gebeurt er iets opvallends.
Zodra ik ben opgestaan verandert zijn toon.
Is hij ineens weer die galante heer zoals een echte Italiaan betaamt.
En ben ik blijkbaar een dame, una bella donna in nood.
Want ik heb zojuist anderhalf uur door Rome gelopen, van het ene gesloten hostel naar het andere en weer terug naar het station.
Omdat mijn Romeinse vriend en gastheer pas morgen in de stad is, heb ik voor een nacht een slaapplaats nodig.
Ineens gaat alles heel snel.
Deze meneer werkt voor de overheid en is speciaal aangesteld om reizigers aan veilige nachtrust te helpen.
Zo begrijp ik het tenminste, en ik geloof dat ik zojuist zijn project ben geworden.
Ik wandel met hem mee en hij kletst de oren van mijn hoofd.
In verdraaid snel Engels-met-accent, dus verdraaid lastig te verstaan.
Maar het geeft niet, want hij heeft een goedkoop hotel voor me, op Via Cavour.
Een van de drukste en meest toeristische straten van Rome.
Hij loop met me mee naar binnen, wacht tot ik al mijn gegevens heb ingevuld.
Helpt de receptioniste met het kleingeld dat ik terugkrijg.
Neemt de sleutel aan en begeleidt me naar mijn kamer.
Hij doet de deur voor me open, laat zien waar het toilet is.
Stopt mij nog wat belangrijke adviezen toe voor een veilig verblijf in Rome ("Stay away from the Gypsies!"), schudt me de dankbare hand en vertrekt.
Mij achterlatend in een ruime kamer met een prima bed.
Aan een lawaaiige straat.
Met een douche in de hoek van de kamer, waarvan de deurtjes van kalk en ellende uit elkaar dreigen te vallen.
Met TL-verlichting om de sfeer te zetten.
Met een hergebruikt afvalzakje en een vloer die je voetzolen zwart maakt.
Met een brede glimlach sta ik hier.
Ik kan dit met recht de meest "crappy" hotelkamer noemen die ik ooit heb bezocht.
Maar de handdoeken zijn schoon en het bed slaapt opvallend goed.
Tien minuten geleden wist ik nog niet waar ik zou slapen.
Heerlijk dit soort verrassingen.
Crappy, maar heerlijk.

Gezichtsbedrog

Camogli is klein en ligt aan de Italiaanse Rivièra, ergens tussen Genova en la Spezia.
Al die plaatjes hier langs de kustlijn kenmerken zich door de gezellig gevarieerd gekleurde huisjes.
Allerlei pasteltintjes door elkaar, vaak opgestapeld en nonchalant gerangschikt rondom een baai met haventje, houten bootjes, oerknus en smakelijk om te zien allemaal.
Mooi, maar eigenlijk niets voor mij, merk ik nu.
Want het is allemaal oppervlak, niets is wat het lijkt.
Zo blijkt.
Zodra je dichterbij komt, gaat het ineens opvallen dat al dat gezellig authentieke schilderwerk op de gevels ook daadwerkelijk niet meer is dan schilderwerk.
De muren zijn volledig dichtgepleisterd, met hier en daar een raam met groene, houten luiken.
De rest van de rijen ramen, luiken en ornamenten die je op afstand denkt te zien, blijken in feite muurschilderingen te zijn.
"Ramen" dus.
Met "ornamenten".
Sommige creatievelingen hebben zelfs diepte in hun gevels gesuggereerd, door "nisjes" aan te brengen met "standbeeldjes" erin.
Een van de "raamkozijnen" met "halfgeopende luiken" heeft zelfs een "grijze kat" op haar "vensterbank" zitten...
Nep nep nep!
Overal waar je kijkt!
Ik krijg het gevoel alsof ik door Duckstad loop.
Of een filmset.
Al dit moois is enkel en alleen maar opgezet als een mooi plaatje voor de toeristen.
Ik vind een dag hier rondlopen eigenlijk wel meer dan genoeg.
Ik wil hier weg, ik wil naar de stad.
Waar ik mij op mijn gemak en zelfs een beetje thuis voel, steeds weer.
Waar de muren gewoon echt zijn, ook van dichtbij.
Waar niet gelogen wordt over de lelijkheid, want die is er genoeg.
Alora, vado.
Het is tijd voor Rome