Het meisje heeft de beer terug gevonden.
Ze wist al wel dat hij er was.
Ze hadden al ooit eerder geknuffeld.
Heel lang geleden.
Ineens is hij daar weer.
Hij vindt het meisje leuk.
Het meisje vindt de beer leuk.
Ze vindt hem warm, grappig en gezellig.
Net als toen, jaren terug.
Hij vindt haar ook warm.
En grappig en gezellig.
Als ze samen zijn hebben ze veel plezier.
De beer doet vaak zo mal.
Het meisje moet dan heel hard lachen.
Hij verzint gekke liedjes voor haar.
En dansjes.
En elke dag een nieuwe bijnaam.
Hij is net zo mal als zij.
Daar is ze blij mee.
Het meisje heeft soms spookjes in haar hoofd.
Die haar bang maken of onzeker.
De beer kent die spookjes wel.
Hij heeft ze zelf ook.
Hij snapt haar hoofd best goed.
Bij de beer kan ze zichzelf zijn.
Meer dan ooit, bij wie dan ook.
Hij vindt het prima, zoals ze is.
Ze hoeft nooit anders te zijn voor hem.
En andersom, precies zo.
De beer zit graag in zijn hol.
Hij hoeft niets nieuws, niets anders dan dat.
Het meisje heeft ook een fijne plek, heel vlakbij.
Zij is ook tevreden met wat ze heeft.
Zo wandelen ze af en aan.
Van hol naar huis.
Van huis naar hol.
En het is goed zo.
Beregoed.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten