zondag 26 juni 2011

Sjors

Ik noem hem Georges.
Officieel op zijn Frans, maar je mag Sjors zeggen.
Dat staat hem beter.

Sjors heeft 5 deurtjes die open en dicht kunnen.
Met de sleutel kan je de voorste twee apart van elkaar openmaken, zonder dat je gebruik hoeft te maken van afstandsbediening.
Als je de achterste twee wil openen, ga je eerst via de voorste deurtjes naar binnen.
Om het slotje ophoog te wippen.
De achterklep kan met dezelfde sleutel open, heel handig.
Mijn hond past er precies in en kan zo heel mooi al die kleine raampjes besmeuren met zijn grote, natte neus.
De onnoemelijk grote hoeveelheid haartjes die mijn gevlekte vriend de hele dag door verliest kunnen zonder problemen in de achterbak terecht, want die is niet bekleed.
Dat veeg je er dus gemakkelijk uit.

Dankzij de choke verblijdt Sjors de start van je rit altijd weer met een vrolijke donkerblauwe wolk.
Als een soort "Hoera, daar gaan we weer jongens! Ik zal jullie eens wat laten zien!"

Mijn twee dochters passen samen precies op de achterbank.
Nee maar echt, precies...ze moeten niet veel groter worden, die meiden.
Beladen met Barbie's en Albert Heijn Superdieren-kaartjes vermaken ze zich samen uitstekend daar.
Ze kletsen en zingen en roepen of dat mooie liedje van Elliott Smith nog een keertje op mag.
En nog een keertje.
En liefst nog een keer.

De raampjes voorin kunnen open.
Je hebt er niet eens een knopje voor nodig, gewoon opzij schuiven en hup...frisse lucht!
Als we met zijn tweetjes zijn, hond en ik, dan mag hij weleens naast me, op de bijrijdersstoel.
Dan gaat het raampje open en steekt hij zijn kop naar buiten.
Met ogen halfgesloten laat hij zijn choco-bruine oren wapperen in de wind.
Ik zie hem genieten en daar geniet ik van.

En daar tuffen we dan.
Niet te hard, het liefst rijdt hij tussen de 50 en 70 km per uur.
Met Sjors moet je geen haast hebben.
Geen vrachtauto's gaan inhalen en dat soort gekkigheden.
Dat kan Sjors niet.
Dat wil hij ook niet.
Hij wil enkel tuffen, op zijn dooie gemakje.

Onderaan op zijn nummerplaat ontdekte ik de spreuk:
"R4 rijders vieren het met z'n viertjes"
En dat doen we, vieren.
Want elk ritje in mijn nieuwe ouwe Renaultje 4 is als een kleine vakantie.
Maakt niet uit waar we naartoe gaan, of hoe kort de rit is.
Of het nu regent en de hele boel van binnen beslaat, ik sturend en wasem wegpoetsend tegelijk mij een weg door het nat baan terwijl Sjors zijn stinkende best doet om met zijn kleine zwieberwissertjes het vallende water uit mijn zicht weg te houden...
Of de zon mijn koekblik tot een sauna omgetoverd heeft en de schuifraampjes voluit open gaan zodat mijn arm links en de hondenkop rechts naar buiten kunnen bungelen op de maat van "Oh! You pretty thing"...

Met Sjors ben je altijd een beetje weg.
Een beetje op reis.
Een beetje vrij.
Van alles en iedereen.

En met Sjors word je gedwongen om snelheid te minderen.
In alles wat je met hem onderneemt.
Een tandje terug.
Als iedereen nou eens een Renaultje 4 zou nemen...
Wat zou de wereld dan een zalig tempo krijgen.


zondag 19 juni 2011

Koppiekr auw

De papegaai.
Mooie, grote, sterke vogel.
Ze ziet er zo krachtig en kleurig uit.
En wat is het toch leuk als ze zo gezellig zit te babbelen.
In haar kooitje.

(Wat doet ze het toch goed allemaal, ze houdt zich zo sterk)

Veel mensen weten het niet.
Dat een papegaai het niet goed kan verdragen om alleen te zijn.
Zonder partner wordt ze eenzaam.
Gaat ze zitten babbelen, uit verveling en gemis.
Omdat het voor afleiding zorgt.
En vallen op den duur al haar mooie, kleurige veren uit.

Ik vond hem in een zomer.
Ik verloor hem in een winter.
Sindsdien voel ik mij als die papegaai.
Ik praat gezellig mee.
Terwijl ik langzaam maar zeker mijn veren verlies.




woensdag 15 juni 2011

Verjaardag

Vandaag precies een jaar lang
Schrijf ik van me af
Alles van me af

Hiep hiep hoera
Voor mezelf























donderdag 9 juni 2011

Bevlogen

Mijn dochters proberen te vliegen.
In de kleedkamer van het zwembad, klimmen ze op de stenen bankjes.
Armen gespreid laten ze zich vallen.
Fladderend komen ze op de tegels terecht.
Nog een keer.
En nog eens.

Waarom kunnen vogels wel vliegen, mama, en mensen niet?
Ik leg ze uit dat wij heel anders in elkaar zitten.
Dat vogels een lijf hebben dat gemaakt is om te vliegen.
En dat ze vleugels hebben natuurlijk.
Maar wij kunnen toch ook gewoon vleugels aan onze armen maken?
Tja, er zijn er genoeg die dat geprobeerd hebben, maar het is nooit iemand gelukt...
Toch nog eens proberen.

Fladder de fladderfladder*PLOF*

Ik zie die blik in hun ogen.
Die als-je-maar-lang-genoeg-blijft-proberen-dan-lukt-het-wel-blik.
Die je-maakt-mij-niet-wijs-dat-dit-onmogelijk-is-blik.
Die blik waarin je geloof en overtuiging kan lezen.

En ik kan alleen maar hopen dat die blijft.
Zo lang mogelijk.
Omdat het belangrijk is om vertrouwen te houden.
En te blijven geloven.
Ook na de teleurstellingen, hoeveel het er ook zijn.

Ik kan nog zoveel van ze leren.



Foto: Illustratie uit "Iep" van Joke van Leeuwen

dinsdag 7 juni 2011

Als

Als het even kon
Als het zou mogen
Dan zou ik alles terugdraaien
Naar hoe het was
Naar hoe we het hadden

Met als enig verschil
Niet meer te verlangen naar meer
Als dat zou kunnen
Als wij dat zouden kunnen

Wat zouden wij dan gelukkig zijn
Samen

maandag 6 juni 2011

Feestgespuis

Jammer dat ik ze niet kan verstaan.
Als het ineens zo hard begint te regenen dat mijn hond, mijn fiets en ik hals over kop naar een schuilplaats moeten zoeken.

Een soort tunneltje.
Zo'n poort of gangetje dat door een woningblok loopt.
Ongeveer 6 meter droogte in de wolkbreuk.
De ene kant komt uit in een woonwijk.
De andere kant kijkt uit op een park dat aan het spoor ligt.
Dat park wordt het hele jaar door grotendeels bevolkt door clochards van allerlei nationaliteiten.
Het schuim van de straat dat daar hangend, drinkend en mensen-afschrikkend, hun lege dagen vult.

Ook zij worden nat van de regen, zoeken een plek om droog te blijven.
Dus het schuim begint zich te verzamelen in het tunneltje waar ik geduldig sta te wachten op droog.
Drie Oost-Europese kerels in trainingspakken.
Een op een fiets, laat de inhoud van zijn neus nog snel even op straat schieten voor hij binnen komt rijden.
Twee Somaliƫrs die ieder aan een kant van de tunnel op een stoepje gaan staan.
Een van hen draagt een geruite kniebroek over zijn spijkerbroek.

Ze spreken allemaal in hun eigen moedertaal.
Aan de manier van praten hoor ik dat er anekdotes over en weer gaan.
Een blik bier wordt opengetrokken.
Ze lachen.
De afrikanen zingen zelfs even, het klinkt als een nostalgisch volksliedje uit hun vaderland.
Best gezellig wordt het hier zo.

Ik staar naar de regen, die al wat rustiger wordt.
Tijd om verder te fietsen en deze thuislozenborrel te verlaten.
De gezellige bende.
Ik fiets naar het dak boven mijn hoofd.
Naar mijn lege huis.